Ze is zo relatief, meneer: de pauliana na samenloop

Cass. 13 januari 2017: Geslaagde pauliaanse vordering komt enkel schuldeiser toe

Cassatie geeft de schuldeiser wat de schuldeiser toekomt

U kunt uw schulden niet meer betalen (u begrijpt: wij schrijven in de irrealis). Maar gewiekst als u bent, geeft u uw goederen weg aan een familielid. Of beter nog: u brengt het in in een vennootschap onder uw controle. Zo behoudt u de feitelijke macht over uw activa, terwijl uw schuldeisers met lege handen overblijven (zakelijke zekerheidsrechten even daar gelaten).

Artikel 1167 BW reikt uw schuldeisers in zo’n geval echter een krachtige remedie aan: de actio pauliana. Met die pauliana kunnen schuldeisers rechtshandelingen aanvechten als die hun verhaalsrechten benadelen op een “bedrieglijke” manier (in de praktijk is dat bedrog een rekbaar begrip). Daartoe moeten wel nog een aantal voorwaarden vervuld zijn, maar daar gaan we nu niet op in. Hier willen we ons richten op het rechtsgevolg van een succesvolle pauliana: de niet-tegenwerpelijkheid van de aangevochten rechtshandeling ten opzichte van de opkomende schuldeiser(s). Gaat het om een overdracht, zoals in het voorbeeld hierboven, dan mogen die opkomende schuldeisers – en enkel zij – die negeren: het overgedragen goed blijft ten aanzien van hen dus in het vermogen van hun schuldenaar.

Dat is wat er gebeurd is in de zaak die aanleiding gaf tot een cassatiearrest van 13 januari 2017  (C.16.0139.N). Een insolvente schuldenaar brengt een stuk grond in in een vennootschap. OVAM, die saneringskosten  wil vergoed zien, vecht die inbreng met succes aan met de pauliana. Een ongeluk komt echter nooit alleen: voor de pauliana slaagt en OVAM beslag kan leggen op de ingebrachte grond, sterft de schuldenaar. Door het openvallen van diens (onbeheerde) nalatenschap ontstaat een samenloop, waarover een curator het bewind voert. Vraag: kan OVAM nog beslag leggen, of moet de curator van de nalatenschap dat voor zijn rekening doen?

De pauliaanse niet-tegenwerpelijkheid geldt enkel ten opzichte van de schuldeiser die zich daarop met succes heeft beroepen. Aangezien het goed niet in de nalatenschap zit, kan de curator het niet doen verkopen.

De appelrechters oordeelden de collectieve vereffening van de nalatenschap vooropstaat, zodat enkel de curator, ten behoeve van OVAM, kan overgaan tot uitwinning van het stuk grond. Niet dus, zegt het Hof van Cassatie terecht. De pauliaanse niet-tegenwerpelijkheid geldt enkel ten opzichte van de schuldeiser die zich daarop met succes heeft beroepen. Het ingebrachte goed komt dus niet erga omnes terug in het vermogen van de inbrenger. Aangezien het goed niet in de nalatenschap zit, kan de curator het dus niet doen verkopen. Dat kan alleen de schuldeiser die zich succesvol op de pauliana heeft beroepen.

De ene curator is de andere niet: bijzonderheden bij faillissement

De relativiteit van de pauliana geldt bij alle vormen van samenloop op het vermogen van de schuldenaar. In principe dus ook bij faillissement: het enkele feit dat een overdracht niet-tegenwerpelijk is aan een schuldeiser in de boedel, belet niet dat die overdracht tegenwerpelijk is aan de boedel als geheel. De schuldeiser die voor faillissement met succes de pauliana heeft ingesteld, kan nog steeds zijn verhaalsrechten daarop laten gelden. De faillissementscurator kan dat niet: aangezien het overgedragen goed niet in de boedel zit, zijn ook de verhaalsrechten daarop niet gecollectiviseerd in de boedel (zie wel onze slotopmerking over het verzet tegen betaling van de prijs). Op dat punt is er dus geen verschil tussen de curator van een nalatenschap en de curator van een faillissementsboedel.

Een heel ander verhaal (excusez le mot) is het wanneer een individuele schuldeiser de pauliana heeft ingesteld voor faillissement, en de schuldenaar failliet gaat alvorens de rechtbank zich over die pauliana heeft uitgesproken. De faillissementscurator heeft na faillissement immers het monopolie op het uitoefenen van de executierechten op het gefailleerde vermogen, en daar horen ook de accessoire schuldeisersremedies bij. Voor de pauliana bevestigt de Faillissementswet dat uitdrukkelijk in artikel 20, dat de curator namens de boedel het monopolie verleent op de pauliaanse vordering tegen schuldeisersbenadelende handelingen van de gefailleerde. De niet-tegenwerpelijkheid geldt dan ten aanzien van de boedel als geheel.

Welnu, de faillissementscurator heeft niet alleen het monopolie op het instellen van de pauliana, maar ook op het voortzetten van een pauliana die een individuele schuldeiser heeft ingesteld voor faillissement (zie Cass. 13 maart 2015, Arr.Cass. 2015, 743, TRV-RPS 2016, 65, noot G. LINDEMANS). In die exclusieve bevoegdheid van de curator ligt een wezenlijk verschil met bewindvoerders bij andere vormen van samenloop. Zo heeft bijvoorbeeld de vereffenaar van een rechtspersoon in principe niet de bevoegdheid om remedies eigen aan de vennootschapsschuldeisers in te stellen (zie G. LINDEMANS, “Keizer, blauwhelm, protegé”, TRV-RPS 2016, 50-51, nr. 16).

De faillissementscurator heeft niet alleen het monopolie op het instellen van de pauliana, maar ook op het voortzetten ervan

In het besproken geval kon OVAM haar pauliana dus individueel voorzetten, ook al was zij nog aanhangig toen de nalatenschap openviel.  Aangezien daartoe geen wettelijke grondslag bestaat, heeft de curator van een onbeheerde nalatenschap immers in geen geval de bevoegdheid om de pauliana in te stellen namens de collectieve schuldeisers van de nalatenschap. Er bestaan wel enkele bijzondere toepassingen van de pauliana bij nalatenschappen (zie de artikelen 788, 865 en 882 BW), maar die hebben betrekking op handelingen in het kader van de nalatenschap zelf, niet op handelingen van de overledene. Laat staan dat een van die bepalingen de curator van de nalatenschap de bevoegdheid toekent om handelingen van de overledene aan te vechten. De curator van een onbeheerde nalatenschap is op dat vlak dus even machteloos als de vereffenaar van een rechtspersoon, wiens opdracht overigens nogal vergelijkbaar is (zie ook J. VANANROYE, Onverdeelde boedel en rechtspersoon, 92, nr. 148).

Een laatste vraag is dan of een faillissementscurator op grond van artikel 20 Faill.W. de niet-tegenwerpelijkheid kan verkrijgen van een rechtshandeling die een schuldeiser voor faillissement met succes met de pauliana heeft aangevochten (zonder op basis daarvan het betrokken goed al te hebben uitgewonnen). Kan een curator, met andere woorden, de niet-tegenwerpelijkheid die al geldt ten aanzien van een schuldeiser laten uitbreiden tot de hele boedel door zelf ook een pauliana in stellen? Niets lijkt dat te beletten.

Het gezag van gewijsde verzet zich niet tegen een faillissementspauliana na een individuele pauliana.

Het is waar: het gezag van rechterlijk gewijsde verhindert dat eenzelfde vordering opnieuw wordt ingesteld (artikel 25 Ger.W.). Daartoe is echter vereist, aldus artikel 23 Ger.W., dat de gevorderde zaak dezelfde is, dat de vordering op dezelfde oorzaak berust, ongeacht de ingeroepen rechtsgrond, dat de vordering tussen dezelfde partijen bestaat, en door hen en tegen hen in dezelfde hoedanigheid gedaan is. Een faillissementscurator optredend namens de boedel is uiteraard een andere partij dan een individuele schuldeiser. Een eerder vonnis over een individuele pauliana belet dus niet dat een rechter zich na faillissement van de betrokken schuldenaar uitspreekt over een faillissementspauliana, ingesteld door de curator.

Tot slot kan men zich afvragen of de faillissementsboedel dan wel de andere schuldeisers (bij andere vormen van samenloop) bij de rangregeling na uitwinning door een individuele schuldeiser verzet zouden kunnen doen tegen uitbetaling van de prijs. Die vraag zou ons hier echter te ver leiden. We houden ze in onze mouw voor een volgende blogpost.

Gillis Lindemans

2 thoughts on “Ze is zo relatief, meneer: de pauliana na samenloop”

Leave a comment