De IPR-kwalificatie van pauliana-achtige aansprakelijkheid: welk label voor Peeters/Gatzen (“collectieve schade”)?

De Nederlandse Hoge Raad stelde op 8 september het Europese Hof van Justitie enkele interessante prejudiciële vragen over de Peeters/Gatzen-vordering (ECLI:NL:HR:2017:2269). Voor hen die er het raden naar hebben wie die Peeters of Gatzen dan wel zijn, eerst een korte toelichting. De andere lezers kunnen gelijk naar de navolgende alinea’s scrollen.

1.

In eerdere posts wezen we al op de actio pauliana als techniek van schuldeisersbescherming. Ze laat schuldeisers, en na faillissement de boedel, toe om handelingen niet-tegenwerpelijk te laten verklaren, mits voldaan is aan bepaalde voorwaarden. We noemen hier omwille van de bondigheid enkel de voornaamste twee:

  • de ene voorwaarde is verhaalsbenadeling: het beslag op het schuldeisersvermogen wordt bemoeilijkt of uitgehold, bijvoorbeeld omdat de schuldenaar goederen wegschenkt aan vrienden;
  • de andere voorwaarde is het zogenoemde subjectief element: de schuldenaar heeft de bestreden handeling verricht met “wetenschap van benadeling” of zelfs “bedrieglijke intentie”.

Soms is de pauliaanse niet-tegenwerpelijkheid echter geen bruikbare sanctie, maar is wel aan de twee voornoemde voorwaarden voldaan. Dat kan bijvoorbeeld zo zijn wanneer de schuldeiser of faillissementsboedel een andere persoon wil aanspreken dan de wederpartij (waartegen een pauliana noodzakelijk is gericht). Ook kan de verhaalsbenadeling zijn veroorzaakt door een bepaald gedrag eerder dan een welbepaalde transactie. In die gevallen is een inhoudelijk op de pauliana geïnspireerde onrechtmatige-daadvordering een alternatief. Wordt die aansprakelijkheidsvordering na faillissement ingesteld door de curator, dan noemt men die vordering in Nederland de “Peeters/Gatzen”-vordering, naar het principearrest van de Hoge Raad van 14 januari 1983. Deze vordering is verwant met de Belgische vordering tot herstel van collectieve schade.

2.

De Hoge Raad brengt in het arrest van 8 september eerst zijn eerdere rechtspraak in herinnering. Zo herhaalt hij dat de bevoegdheid van de curator tot het instellen van de vordering niet eraan in de weg staat dat individuele schuldeisers zelf een onrechtmatige-daadvordering instellen. Dat is opmerkelijk: bij ons is het monopolie van de curator de uitzondering, en “concurrerende” bevoegdheid de uitzondering (zie bv. artikel 530 W.Venn.). Wel kan, zo oordeelde de Hoge Raad eerder, een behoorlijke afwikkeling van het faillissement ertoe nopen dat als de curator en een of meer schuldeisers tegelijkertijd een onrechtmatige-daadvordering instellen wegens verhaalsbenadeling, eerst op de vordering van de curator en vervolgens op die van de individuele schuldeiser wordt beslist.

3.

De vragen die de Nederlandse Hoge Raad nu in zijn arrest van 8 september aan het Hof van Justitie stelt, houden verband met de vraag of de Peeters/Gatzenvordering tot het (algemene) burgerlijk recht dan wel (bijzondere) insolventierecht behoort voor doeleinden van het internationaal privaatrecht. Enerzijds gaat het immers om een aansprakelijkheidsvordering op grond van de algemene, burgerrechtelijke zorgvuldigheidsnorm. Zo bekeken, is ze beweerdelijk burgerlijk van aard. Anderzijds wordt de algemene zorgvuldigheidsnorm hier wel inhoudelijk gekleurd door de actio pauliana, een vordering die tot het insolventierecht wordt gerekend. De kwestie is van belang, omdat de kwalificatie bepaalt welke verwijzingsregels van toepassing zijn in grensoverschrijdende gedingen. Een andere kwalificatie leidt dus mogelijk tot de aanwijzing van een andere rechter en/of  toepasselijk recht.

Dat brengt de Hoge Raad, in essentie, tot vraag of de Peeters/Gatzenvordering, wat betreft de internationale bevoegdheid en het toepasselijke recht, onder de Europese verwijzingsregels valt voor het burgerlijk recht dan wel die voor het insolventierecht.

Vervolgens vraagt de Raad zich af of, als de vordering onder het insolventierecht valt, dan naar analogie met de actio pauliana de bijzondere regel van artikel 13 Insolventieverordening van toepassing is (mogelijk in samenhang met artikel 17 Rome II-verordening). Op die kwestie gaan we hier niet nader in. Over de betekenis van artikel 13 van de Insolventieverordening hebben we het al in een eerdere post gehad.

Benieuwd wat het Hof van Justitie daarover te zeggen heeft.

Gillis Lindemans

2 thoughts on “De IPR-kwalificatie van pauliana-achtige aansprakelijkheid: welk label voor Peeters/Gatzen (“collectieve schade”)?”

Leave a comment