Op 2 februari 2018 velde het Hof van Cassatie een merkwaardig arrest (“New Super Marché de la Remorque”) over aandeelhoudersaansprakelijkheid.
Het arrest verwerpt het cassatie-beroep tegen een beroepsarrest dat twee categorieën personen aansprakelijk stelt die normaal niet onbeperkt aansprakelijk zijn in de Comm.V.: de zaakvoerder die geen werkende vennoot is en de vennoten van de stille vennoot (waarbij die stille vennoot zelf een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid is).
De feiten die aan het geschil ten grondslag liggen zijn zeer specifiek en het cassatie-arrest schuwt algemene uitspraken te doen. Toch rijst de vraag wat de consequenties zijn van dit arrest voor andere Comm.V’s en zelfs andere vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.
De Comm.V. had als werkend vennoot en als stille vennoot telkens een limited, een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar Engels recht. (De mogelijkheid om een buitenlands light vehicle te gebruiken als werkende vennoot in een Belgische Comm.V. kwam hier eerder aan bod. Daarbij wezen we er op dat de Comm.V. vandaag onvermoed populair is en misschien nog wel eens populairder zou kunnen worden).
De naam van deze twee vennoten was erg gelijkend (resp. ‘Seu First Rem Ltd’ en ‘Seu First Rem Invest Ltd’). Dat suggereert een nauwe feitelijke verwantschap tussen beide rechtspersonen. In een Comm.V is de werkende vennoot onbeperkt aansprakelijk voor de vennootschapsschulden; de stille vennoot is enkel aansprakelijk tot zijn inbreng.
Een natuurlijke persoon was de zaakvoerder van de Comm.V., zonder formeel werkende vennoot te zijn. Het uitgangspunt in een Comm.V. is dat de hoedanigheden van werkende vennoot en van zaakvoerder samenvallen. Het is echter toegelaten om een niet-vennoot als zaakvoerder te belasten met het beheer van de Comm.V. (L. en S. Fredericq, Handboek van Belgisch handelsrecht, I, Brussel, Bruylant, 1962, 538, nr. 656). De hoedanigheden van werkende vennoot en van zaakvoerder worden dan gescheiden.
De stille vennoot had zelf uiteraard ook vennoten. Merkwaardig in deze zaak is dat deze vennoten in het gepubliceerde uittreksel uit de oprichtingsakte worden vermeld als “actieve vennoten” van de stille vennoot. Zulke vermelding is uiteraard geen verplichting. Bij een latere wijziging van het aandeelhouderschap wordt gepubliceerd dat deze personen niet langer actieve vennoten zijn. De normale lezing hiervan is, in het licht van het eerder uittreksel, “van de stille vennoot”. Dat wordt echter niet met zoveel worden gezegd, zodat dit ook gelezen zou kunnen worden als “actieve vennoten van de Comm.V”.
De feitenrechters stellen op vraag van de curator van de Comm.V de zaakvoerder persoonlijk aansprakelijk als ware hij een werkende vennoot. Daarbij worden vele feitelijke elementen aangehaald; veel nadruk wordt daarbij gelegd op de omstandigheid dat de zaakvoerder overkomt als “le véritable maître de l’affaire”:
L’arrêt, qui, sur la base des motifs reproduits dans la réponse à la seconde branche du moyen, considère que le premier demandeur « apparaît ainsi comme le véritable maître de l’affaire et non comme un simple tiers gérant non rémunéré », décide légalement qu’« il était bien associé commandité de la société en commandite simple et s’est comporté comme tel ».
Daarbij worden vele feitelijke elementen opgesomd, waarbij het Hof van Cassatie niet zeer duidelijk maakt welke doorslaggevend zijn. Wel bijzonder is dat de zaakvoerder in een fiscaal verhoor (dat als stuk in de procedure was gevoegd) had verklaard ook de stille vennoot te controleren:
que le [gérant] a admis qu’il contrôlait non seulement la société New Supermarché de la Remorque mais également les deux sociétés anglaises désignées comme associées de celle-ci et qu’il a reconnu qu’il exerçait le même commerce de remorques et de ses accessoires à la fois en personne physique sous son propre nom et par le biais de la société New Supermarché de la Remorque.
De vennoten van de stille vennoot worden aansprakelijk gesteld op grond van de publicatie waarbij ze als “actieve vennoten” worden vermeld, zonder dat in die publicatie wordt geëxpliciteerd van wat. Het cassatiemiddel hiertegen wordt verworpen omdat het een onderzoek van feiten betreft waar het Hof van Cassatie geen acht mag op slaan. Uit de feiten waar de auteur dezes acht kan op slaan blijkt dat enkel de tweede en niet de eerste publicatie aandacht kreeg in de procedure. De reden waarom is onduidelijk. Uit de eerste publicatie blijkt nochtans zeer duidelijk dat er sprake is van “actieve vennoten” in de still vennoot; en niet in de Comm.V zelf.
Volgens de normale regels omtrent beperkte aansprakelijkheid in de Comm.V zouden de zaakvoerder noch de vennoten van stille vennoot aansprakelijk kunnen worden gesteld:
- Een zaakvoerder van de Comm.V., die geen werkende vennoot is, is als orgaan niet persoonlijk aansprakelijk. Dat is de gemeenrechtelijke regel van art. 61 § 1 W.Venn. voor alle organen in een rechtspersoon.
- Dit verandert op zich niet indien die zaakvoerder aandelen of andere belangen heeft in de stille vennoot. Art. 207 § 1 W.Venn. verbiedt enkel dat de stille vennoot zelf zich inmengt “Een stille vennoot mag geen enkele daad van bestuur verrichten, zelfs niet krachtens een volmacht. Adviezen en raadgevingen, daden van controle, alsmede machtigingen aan zaakvoerders gegeven voor handelingen die buiten hun bevoegdheid liggen, verbinden de stille vennoot niet.” Dit verbiedt niet dat iemand die het bestuur van de Comm.V waarneemt zelf belangen heeft in de stille vennoot.
- Ook de aansprakelijkheidsgrond van de vennoten in de stille vennoot lijkt vergezocht. Een normale interpretatie van de betrokken publicatie is dat hier sprake is van “actieve vennoten” in de stille vennoot zelf (al blijft het ongebruikelijk dat dit in een publicatie van de Comm.V zelf wordt vermeld). Het lijkt ook moeilijk om te argumenteren dat een derde er redelijkerwijze op kon vertrouwen dat deze personen werkende vennoten in de Comm.V zelf waren.
- Er is hier ook geen sprake van een schending van het “stilte-gebod” dat op de stille vennoot rust. De identiteit van de stille vennoot mag bekend zijn of worden gepubliceerd; a fortiori geldt dit voor de vennoten van de stille vennoot. Art. 207 § 2 maakt de stille vennoot – en enkel de stille vennoot zelf – aansprakelijk “indien hij er een gewoonte van gemaakt heeft de zaken van de vennootschap waar te nemen of indien zijn naam in de naam van de vennootschap voorkomt“.
Misschien kan in het arrest gelezen worden dat een zaakvoerder van een Comm.V als werkende vennoot wordt beschouwd van zodra hij, zelfs indirect, een participatie heeft in de Comm.V. Dat zou een vernieuwing zijn. Of correcter: een terugkeer naar het oude idee van de Code de commerce dat het ontoelaatbaar is dat iemand bestuursbevoegdheid heeft risico te dragen (zie hierover eerder hier). In het moderne vennootschapsrecht is dit een achterhaald idee: een verregaande scheiding van controle en aansprakelijkheid is immers dagelijkse kost bij vennootschappen.
In de actuele wettelijke ‘doorbraak’ regeling van art. 207 §1-2 W.Venn. staat dan ook eerder het gevaar van verwarring voorop. (Elders heb ik geargumenteer dat dit ook is achterhaald: “De commanditair kan uit de kast”, TRV 2016, 628 e.v.). Dit is de inspiratie van het inmengingsverbod van art. 207 § 1 en het stilte-gebod van art. 207 § 2. Misschien kan in casu voor de vennoten van de stille vennoot het verwarringsgevaar nog met een minimale credibiliteit worden volgehouden. Voor de zaakvoerder lijkt dit niet het geval. De besproken constructie is zeker ingewikkelder dan de typische schoolvoorbeelden van een Comm.V, maar in de gewone vennootschapspraktijk is dit zeker niet abnormaal.
Uit een lectuur van het arrest en het verzoekschrift in cassatie komt het idee naar voor dat in geen enkele aanleg de aansprakelijke personen op veel sympathie van hun rechters konden rekenen. We kunnen niet speculeren waarom. Maar misschien was het probleem niet dat ze “meesters” van de vennootschap waren; wél dat ze die hadden “mismeesterd”.
Ik denk dan ook niet dat uit het besproken arrest grote dogmatische principes kunnen worden afgeleid. Het Hof van Cassatie geeft ook nergens de indruk dit te willen uitlokken.
Maar dat maakt de mogelijke les misschien niet minder relevant: indien beperkte aansprakelijkheid wordt misbruikt, durven feitenrechters wel eens creatief om te springen met de regels om achter de verantwoordelijken aan te gaan en het Hof van Cassatie zal hen daarbij niet noodzakelijk terugfluiten.
Indien beperkte aansprakelijkheid wordt misbruikt, durven feitenrechters wel eens creatief om te springen met de regels om achter de verantwoordelijken aan te gaan en het Hof van Cassatie zal hen daarbij niet noodzakelijk terugfluiten.
De regels in de Comm.V bieden wellicht een makkelijkere haak om de remorque van de onbeperkte aansprakelijkheid aan vast te hangen; niets sluit echter uit dat een gelijkaardige creativiteit wordt gebruikt bij andere vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.
Het leerstuk van ‘doorbraak van aansprakelijkheid’, ‘uitbreiding van het faillissement van de vennootschap naar de achterman’ of ‘vereenzelviging van de vennoot met de vennootschap’ lijkt als aansprakelijkheidsgrond zijn hoogtepunt in de jaren 70 en 80 te hebben gehad. Het werd daarna overbodig door de uitbreiding van bestuursaansprakelijkheid in de rechtspraak (bv. het Unac-arrest uit 1981) en door de wetgever (bv. invoering van de bijzondere faillissementsaansprakelijkheid wegens kennelijk grove fout in 1978).
Wetgevend wordt een spectaculaire inperking van bestuursaansprakelijkheid in het vooruitzicht gesteld (zie eerdere posts over de ‘cap’). De jurisprudentiële reactie zou misschien wel eens kunnen zijn om deze half-vergeten praetoriaanse gronden van aansprakelijkheid terug van zolder te halen.
One thought on “Het Hof van Cassatie over ‘doorbraak’ van beperkte aansprakelijkheid naar ‘le véritable maître de l’affaire’”