Tegen de waardering van aandelen via de “substantiële methode” bij de geschillenregeling

De geschillenregeling is uitgegroeid tot het belangrijkste instrument om aandeelhoudersgeschillen te beslechten. Bij de geschillenregeling kan de voorzitter van de ondernemingsrechtbank bevelen dat een medeaandeelhouder de aandelen van de eiser moet overnemen (uittreding) of zijn of haar aandelen moet verkopen aan de eiser (uitsluiting). Cruciaal daarbij is uiteraard de prijs waartegen de overdracht gebeurt, en dus de keuze van de waarderingsmethode. Een verkeerde keuze kan leiden tot een onderschatting of overschatting van de waarde van de aandelen, en dus tot een onevenwichtige oplossing van het conflict.

In de waarderingsliteratuur[1] is men het erover eens dat de Discounted Cash Flow (DCF) methode in theorie de meest betrouwbare methode is. De DCF-methode vertrekt van de verwachte toekomstige vrije cashflows en verdisconteert die naar vandaag. Het nadeel van de DCF-methode is echter dat ze erg complex is en berust op voorspellingen over toekomstige cashflows, die zeker in het kader van een conflict gemanipuleerd kunnen zijn en hoe dan ook slechts voorspellingen blijven. Een kleine wijziging in de parameters (waaronder ook de verdisconteringsvoet) kan bovendien tot een aanzienlijk verschillend resultaat leiden, waardoor in de praktijk ook vaak een multiple methode wordt gebruikt als check. Bij de multiple-methode neemt men een bepaald element uit het resultaat van de onderneming, zoals de EBIT(DA), omzet of cashflow, en vermenigvuldigt dat met een bepaalde “multiple”, die men bekomt van vergelijkbare beursgenoteerde ondernemingen of overnametransacties. De multiple-methode is eigenlijk een versimpelde DCF-methode. Beide methodes meten de ondernemingswaarde, waarvan dan de netto-financiële schuld (gecorrigeerd voor overtollige cash of andere niet-bedrijfsmatige activa) moet worden afgetrokken om de aandelenwaarde te bekomen.

Helaas zien we in vonnissen nog vaak een andere methode terugkomen, de methode van de “substantiële” of “boekhoudkundige” waarde, vaak als één van de waarderingsmethodes die wordt meegenomen in een gewogen gemiddelde van verschillende methoden (de zogenaamde “gemengde methode”). 

Continue reading “Tegen de waardering van aandelen via de “substantiële methode” bij de geschillenregeling”

Cassatie over de peildatum bij de vennootschapsrechtelijke geschillenregeling (bis)

Cass. 27 juni 2025 (C.24.0081.N)

Ongeveer één jaar geleden, op 28 juni 2024, verdedigde ik aan de KU Leuven mijn proefschrift over misbruik van de uittreding en uitsluiting van aandeelhouders. De aanleiding voor deze nostalgische verjaardagsviering (en de daarmee gepaard gaande product placement) is een arrest van het Hof van Cassatie op de vooravond van deze verjaardag (Cass. 27 juni 2025,          c.24.0081.n – zie tekst hieronder). Het onderwerp? Eén van de evergreens waarover het Hof meer discussies creëert dan het oplost, namelijk de verschuiving van de peildatum.

Continue reading “Cassatie over de peildatum bij de vennootschapsrechtelijke geschillenregeling (bis)”

Hof van Cassatie over subsidiair karakter en gegronde reden bij vordering tot uittreding

In een arrest van 27 juni 2024 bevestigde het Hof van Cassatie twee principes over de vordering tot uittreding in het kader van de wettelijke geschillenregeling. Het Hof bevestigt in het bijzonder (i) dat de vordering tot uittreding een subsidiair karakter heeft en (ii) dat een onenigheid tussen de aandeelhouders wel degelijk een ernstig en duurzaam karakter moet hebben om te kwalificeren als een gegronde reden.

Continue reading “Hof van Cassatie over subsidiair karakter en gegronde reden bij vordering tot uittreding”

Weg met de botte bijl in de geschillenregeling

Zopas verscheen bij die Keure De geschillenregeling in de BV en de NV. Een handboek van Dominique De Marez en Anouk Vantomme. Hierna volgt bij wijze van exclusief voorproefje een uiteenzetting over één van de heikele topics waarover de auteurs in het boek een duidelijk standpunt innemen.   

1.

De wijze waarop de prijs wordt bepaald bij de gedwongen overdacht van effecten die wordt bevolen in het raam van een geschillenregeling staat vaak in schril contrast met de precisie en de zin voor evenwicht die wordt gehanteerd bij een vrijwillige, conventionele aandelenoverdracht. Waar er bij een conventionele overdracht vaak “specific indemnities” of andere contractuele mechanismen worden voorzien om de impact van eventuele toekomstige en onzekere gebeurtenissen op de waarde van de effecten te regelen, is dat bij een geschillenregeling niet het geval.  

Continue reading “Weg met de botte bijl in de geschillenregeling”

Uittreding en uitsluiting van aandeelhouders: een never ending story

Een post door gastblogger Floris Parrein

20 december 1967. Zuster Luc-Gabriël, kloosterlinge in het dominicanerklooster te Fichermont, besluit haar kap over de haag te smijten, na jarenlang met groot succes de heilige Dominicus te hebben bezongen. Het is een uittreding die niet alleen het klooster in rep en roer zet, maar ook de wereldpers haalt.

De gemiddelde uittreding (en uitsluiting) van een aandeelhouder doet gelukkig minder stof opwaaien. De geschillenregeling is dan ook een van de meest populaire procedures in het Belgische vennootschapsrecht. Uiteraard moet daarnaast, en ook steeds meer, rekening worden gehouden met de uittreding en uitsluiting ten laste van het vennootschapsvermogen, en met de bijzonder complexe verhouding tussen beide procedures. De uittreding en uitsluiting van aandeelhouders blijft de pennen van veel auteurs in beweging brengen, en ook de (cassatie)rechtspraak wordt geconfronteerd met nieuwe door te hakken knopen.

Enkele concrete voorbeelden.

Continue reading “Uittreding en uitsluiting van aandeelhouders: een never ending story”

Cassatie over verschuiving van peildatum bij geschillenregeling (31 maart 2023)

In een recent arrest gaat het Hof van Cassatie dieper in op de verschuiving van de peildatum bij een toepassing van de vennootschapsrechtelijke geschillenregelingsprocedure. De peildatum is de referentiedatum waarop de uitgesloten of uittredende aandeelhouder niet langer het risico van een verarming van de vennootschap draagt. Anderzijds deelt de uitgesloten of uittredende aandeelhouder op dat moment ook niet langer in de baten van de vennootschap.

Eerder heb ik reeds verdedigd dat de peildatum op datum van de overdracht van de aandelen zou moeten vallen aangezien op dat moment in principe ook het economisch risico overgaat. De rechter kan uitzonderlijk de peildatum verschuiven om een correctie door te voeren op de waardering van de aandelen. Door de peildatum en de datum van overdracht los te koppelen, zullen bepaalde rechtsfeiten en rechtshandelingen niet of net wel geïncludeerd worden in de waardering van de aandelen. (O. Roodhooft, De peildatum bij de vennootschapsrechtelijke geschillenregeling tussen waarderingsuitgangspunt en prijscorrectie, TRV/RPS 2022, 201-203 en verwijzingen aldaar). Ook het WVV bevestigt dit logische principe in artikel 2:67 en 2:69.

Continue reading “Cassatie over verschuiving van peildatum bij geschillenregeling (31 maart 2023)”

De coöperatieve vennootschappen onder het WVV: wie zijn ze, wat doen ze, wat drijft hen?°

Een post door gastblogger Maxime Verheyden (doctoraatsbursaal KU Leuven)

“De coöperatieve vennootschap (“CV”) is onder het WVV voorbehouden aan de ‘eigenlijke coöperatieve vennootschappen’” en “de BV is aangepast om de ondernemingen te ontvangen die voorheen om flexibiliteitsredenen voor de CVBA kozen, zoals vrije beroepers”.

Het zijn centrale krachtlijnen van de hervorming van het CV-recht door het WVV, die meermaals worden aangehaald in de memorie van toelichting en klassiek werden overgenomen in de meeste eerste rechtsleer. Recentere bijdragen toonden echter aan dat de CV en de BV nog meer verschillen dan bovenstaande tweede stelling doet vermoeden,[1] zodat de vraag naar de grenzen en afdwingbaarheid van het voorbehoud van de CV voor eigenlijke coöperatieven aan belang wint. De ruime libellering van de wettelijke definitie laat echter veel ruimte voor interpretatie, al is volgens een deel van de rechtsleer en de minister van justitie bij de rechtsvormkeuze[2] (minstens voorzichtigheidshalve) rekening te houden met de meermaals in de memorie van toelichting aangehaalde coöperatieve beginselen van de International Co-operatieve Alliance (“ICA-beginselen”). Maar wat betekenen die zeven logischerwijze eerder algemeen geformuleerde beginselen nu concreet voor de organisatie van een vennootschap naar Belgisch recht? En welke adelbrieven biedt de CV dan überhaupt nog in vergelijking met de veiligere keuze, de BV? En, ten slotte, welke rechtsvormkeuze maken de voormalige CVBA’s en, meer algemeen, wat voor vennootschappen kiest onder het WVV nog voor de coöperatieve rechtsvorm? Deze drie vragen, waarop het antwoord kan bijdragen tot een weloverwogen afweging van risico’s, nadelen en voordelen van de keuze voor de CV, staan centraal in mijn bijdrage in het laatste nummer van het Notarieel en Fiscaal maandblad.[3] In deze blogpost sta ik stil bij een aantal bevindingen van dat onderzoek.

Continue reading “De coöperatieve vennootschappen onder het WVV: wie zijn ze, wat doen ze, wat drijft hen?°”

Cassatie over de waardering van aandelen bij de vordering tot uitsluiting

De waardering van aandelen in de context van de geschillenregeling is een evergreen van het vennootschapsrecht. In een voor de rechtspraktijk belangrijk arrest van 16 januari 2020 (C.19.0096.N/3) zet het Hof van Cassatie enkele duidelijke principes uiteen, in de context van een vordering tot uitsluiting. Het arrest is geveld met toepassing van het Wetboek van Vennootschappen, maar de principes behouden hun gelding onder het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. Continue reading “Cassatie over de waardering van aandelen bij de vordering tot uitsluiting”

Uitsluiting en uittreding na faillissement: de aandeelhouder op een zinkend schip ?

Post door gastblogger Robin Olivier Karpiel (student UA)

De procedure tot uitsluiting en uittreding is een populaire manier om geschillen tussen aandeelhouders van een BVBA of een NV te regelen. Conflicten worden zo binnen de vennootschap bij de wortel aangepakt. De uitsluiting (“u moet uw aandelen aan mij verkopen”) en uittreding (“u moet aandelen van mij kopen”) kunnen dankzij de overdracht van aandelen meteen ook de oorsprong van het geschil doen verdwijnen.

In tijden van dreigende insolventie kunnen wortels van conflicten echter zeer diep groeien. Eenmaal geschillen uitvoerig worden uitgespit, kan het voor de vennootschap zelf al te laat zijn en klopt het faillissement mogelijks aan de deur.

Maar wat indien een procedure tot uitsluiting of uittreding op dat moment al is ingesteld? Dient de aandeelhouder, als een kapitein op een zinkend schip, steeds als laatste aan boord van de onderneming te blijven? Of vormt de geschillenregeling de ideale reddingsboei ten tijde van financiële moeilijkheden? Deze en gerelateerde vragen komen aan bod in deze bijdrage.

Daarbij zal niet worden nagelaten om enkele relevante wijzigingen van het (recent goedgekeurde) WVV mee te nemen. Continue reading “Uitsluiting en uittreding na faillissement: de aandeelhouder op een zinkend schip ?”

De pro rata going concern waarde als uitgangspunt bij de waardering in geschillenregeling

10 argumenten tegen controlepremies, minderheidsdécotes en illiquiditeitsdécotes

In een eerdere blogpost zette ik reeds de theorie van de pro rata going-concern waarde uiteen, en argumenteerde ik op basis hiervan tegen de toepassing van controlepremies, minderheidsdécotes en illiquiditeitsdécotes bij de waardering van aandelen in geschillenregeling. In een recent artikel, verschenen in het TRV-RPS, ontwikkel ik deze argumenten verder. Hieronder vind u een samenvatting van de 10 voornaamste argumenten tegen premies en décotes.

Continue reading “De pro rata going concern waarde als uitgangspunt bij de waardering in geschillenregeling”