De geschillenregeling is uitgegroeid tot het belangrijkste instrument om aandeelhoudersgeschillen te beslechten. Bij de geschillenregeling kan de voorzitter van de ondernemingsrechtbank bevelen dat een medeaandeelhouder de aandelen van de eiser moet overnemen (uittreding) of zijn of haar aandelen moet verkopen aan de eiser (uitsluiting). Cruciaal daarbij is uiteraard de prijs waartegen de overdracht gebeurt, en dus de keuze van de waarderingsmethode. Een verkeerde keuze kan leiden tot een onderschatting of overschatting van de waarde van de aandelen, en dus tot een onevenwichtige oplossing van het conflict.
In de waarderingsliteratuur[1] is men het erover eens dat de Discounted Cash Flow (DCF) methode in theorie de meest betrouwbare methode is. De DCF-methode vertrekt van de verwachte toekomstige vrije cashflows en verdisconteert die naar vandaag. Het nadeel van de DCF-methode is echter dat ze erg complex is en berust op voorspellingen over toekomstige cashflows, die zeker in het kader van een conflict gemanipuleerd kunnen zijn en hoe dan ook slechts voorspellingen blijven. Een kleine wijziging in de parameters (waaronder ook de verdisconteringsvoet) kan bovendien tot een aanzienlijk verschillend resultaat leiden, waardoor in de praktijk ook vaak een multiple methode wordt gebruikt als check. Bij de multiple-methode neemt men een bepaald element uit het resultaat van de onderneming, zoals de EBIT(DA), omzet of cashflow, en vermenigvuldigt dat met een bepaalde “multiple”, die men bekomt van vergelijkbare beursgenoteerde ondernemingen of overnametransacties. De multiple-methode is eigenlijk een versimpelde DCF-methode. Beide methodes meten de ondernemingswaarde, waarvan dan de netto-financiële schuld (gecorrigeerd voor overtollige cash of andere niet-bedrijfsmatige activa) moet worden afgetrokken om de aandelenwaarde te bekomen.
Helaas zien we in vonnissen nog vaak een andere methode terugkomen, de methode van de “substantiële” of “boekhoudkundige” waarde, vaak als één van de waarderingsmethodes die wordt meegenomen in een gewogen gemiddelde van verschillende methoden (de zogenaamde “gemengde methode”).