Iets over het achtergestelde karakter van de inbreng van de aandeelhouder

S. Landuyt, “Efficiënte risicoverdeling in vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en de achterstelling van aandeelhoudersvorderingen”, Intersentia, 2020, xviii + 462 p.

Summa divisio

Het onderscheid tussen aandeelhouders en schuldeisers wordt gezien als de summa divisio van het vennootschapsrecht. Dit is des te meer het geval voor de “volkomen” rechtspersonen, zoals de BV en de NV. De rechten en plichten verbonden aan aandelen zijn dan ook fundamenteel verschillend van deze waarover een typische schuldeiser beschikt.

Één van deze verschilpunten heeft betrekking op de oorspronkelijke wijze van verkrijging. Aandelen kunnen in principe enkel verkregen worden middels een inbreng.[1] Deze inbreng is “achtergesteld”. Dat wil zeggen, ze kan maar worden terugbetaald of teruggegeven nadat alle “schuldeisers” zijn voldaan. Dit dwingend principe is onomstreden naar Belgisch recht en mogelijks het meest kenmerkende element van een aandeel.

Implementatie van de achterstelling

Dit achtergesteld karakter volgt uit de systematiek van het WVV. Artikel 2:97, §3, eerste lid WVV bepaalt dat de aandeelhouders bij vereffening van de vennootschap ontvangen wat van het vennootschapsvermogen overblijft nadat de schuldeisers zijn betaald. [2] Deze bepaling zorgt er met andere woorden voor dat bij vereffening de aandeelhouders, althans op basis van de rechten die ze verkregen hebben in ruil voor een inbreng, geen aanspraak op het vennootschapsvermogen kunnen laten gelden zolang niet alle schuldeisers zijn voldaan. Of alle schuldeisers voldaan zijn kan maar definitief en zonder twijfel bepaald worden wanneer alle vorderingen van de vennootschapsschuldeisers zich effectief gematerialiseerd hebben en alle activa gerealiseerd zijn.

In sommige gevallen is het wenselijk om voorafgaand aan de vereffening de vorderingen van de aandeelhouders reeds te laten materialiseren. In dat geval is de beslissing van de vennootschap tot eigenlijke of oneigenlijke uitkering van activa uit het vennootschapsvermogen aan de aandeelhouders onderworpen aan een reeks voorwaarden die ervoor proberen te zorgen dat deze uitkeringen de vorderingen van de schuldeisers niet aantasten. De belangrijkste regel die daarvoor moet zorgen bij NV en BV is de balanstest. Deze verbieden, kort gezegd, uitkeringen indien daardoor het netto-actief negatief zou worden (bij de BV) of zou zakken onder het bedrag van het statutair kapitaal (bij de NV).[3] Zoals Vananroye in zijn typische stijl schrijft gaat het bij dergelijke uitkeringsbeperkingen om: “[…] een beredeneerde gok of de voorgenomen uitkering het verhaalsrecht van de vennootschapsschuldeisers uiteindelijk in het gedrang zal brengen […]”.[4]

Juridisch karakter van de achterstelling

Hoe moet deze achterstelling dan juridisch-technisch worden geanalyseerd? Preliminair dient daarbij te worden opgemerkt dat de rechten die een aandeelhouder verwerft in ruil voor een inbreng, althans bij BV en NV, voorkomen uit de contractuele verhoudingen tussen de aandeelhouder en de vennootschap-rechtspersoon die bij de uitgifte van de aandelen zijn gecreëerd.[5] Continue reading “Iets over het achtergestelde karakter van de inbreng van de aandeelhouder”

De ‘voorrang’ van de Belgische aandeelhouder bij herstructurering van vennootschappen in moeilijkheden onder druk

Een post over Richtlijn Herstructurering en Insolventie door gastblogger Simon Landuyt

De richtlijn herstructurering en insolventie van 20 juni 2019 (de “Richtlijn”)[1] schrijft voor het eerst op Europees niveau materieelrechtelijke regels voor die van toepassing zijn bij insolventie van vennootschappen (zie over deze Richtlijn reeds hier). Deze moeten grotendeels geïmplementeerd worden in het nationaal recht van de lidstaten tegen 17 juni 2021. De Richtlijn bevat regels over het opsporen van ondernemingen in moeilijkheden en het kwijtschelden van schulden opgestapeld door de natuurlijk-persoon ondernemer. De belangrijkste bepalingen betreffen evenwel deze die betrekking hebben op de “herstructurering” van ondernemingen. De Richtlijn zal in België dan ook voornamelijk een impact hebben op de gerechtelijke reorganisatie uit boek XX WER, en in het bijzonder de gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord. Continue reading “De ‘voorrang’ van de Belgische aandeelhouder bij herstructurering van vennootschappen in moeilijkheden onder druk”

Schuldeisers tegen uitkeringen en bevoordeling bij rechtspersonen

Lab rat Gillis Lindemans verdedigt op 29 oktober aan de KU Leuven zijn proefschrift: “Actio pauliana: remedie met toekomst voor schuldeisers van rechtspersonen”. Meer info vindt u hier. In deze post krijgt u alvast een voorsmaakje.

Als een schuldenaar zijn schuld niet betaalt, dan kan de schuldeiser beslag leggen op zijn goederen. Holt de schuldenaar zijn vermogen uit, dan dus ook het onderpand van zijn schuldeiser. De schuldeiser heeft daartegen een krachtige remedie: de actio pauliana. De schuldeiser kan daarmee rechtshandelingen aanvechten waarmee zijn schuldenaar hem bewust of bedrieglijk benadeelt.

Het lijkt daarbij van geen belang of de schuldenaar een natuurlijke persoon of een rechtspersoon is. Nochtans scheppen rechtspersonen een bijzonder risico.

Continue reading “Schuldeisers tegen uitkeringen en bevoordeling bij rechtspersonen”

Een vraag van ‘kapitaal’ belang: moeten aandeelhoudersleningen achtergesteld worden?

Een post door gastblogger Simon Landuyt (UGent)

Misschien de meest fundamentele regel in het vennootschapsrecht is dat de aandeelhouder pas rechten op het vennootschapsvermogen kan doen gelden wanneer de vennootschapsschuldeisers zijn voldaan (het netto-recht van de aandeelhouder).[1] Deze regel heeft religieuze wortels,[2] maar wordt tegenwoordig al te vaak verklaard door te stellen dat aandeelhouders recht hebben op de winst en ze dus als quid pro quo ook als eerste het verlies van de vennootschap moeten dragen.

Vanuit een moreel oogpunt is dit een flauwe verklaring, maar economisch houdt ze zeker geen steek. Indien de aandeelhouder bv. wenst dat zijn inbreng bij een faillissement in een andere rang dan de laagste wordt terugbetaald kan dit perfect verrekend worden in de prijs. Schuld zal dan gewoon duurder worden voor de vennootschap (bv. door een hogere interest) waardoor de return van de aandeelhouder wat daalt. Immers, schuldeisers zullen gecompenseerd willen worden omdat ze niet langer kunnen genieten van een buffer tegen verliezen die de inbreng anders vormt.

Tenzij het vennootschapsrecht universeel fout zit moeten er dan ook andere redenen zijn waarom de aandeelhouder als laagste in rang komt.[3] Continue reading “Een vraag van ‘kapitaal’ belang: moeten aandeelhoudersleningen achtergesteld worden?”

De Aandeelhouder als Vrijbuiter in het Insolventierecht

‘Hoe het faillissementsrecht zich tegen schuldeisers dreigt te keren’

Het insolventierecht strekt tot bescherming van de schuldeisers. De race tegen de klok om als eerste toegang te krijgen tot het vermogen van de schuldenaar wordt stopgezet en alle schuldeisers worden in een collectief keurslijf gedwongen. Dit keurslijf strekt tot bescherming van het gemeenschappelijk belang van de schuldeisers. De (meer)waarde van de schuldenaar blijft zo behouden, zij het in continuïteit dan wel in discontinuïteit.

Onderbelicht in dit verhaal is de positie van de aandeelhouder. Continue reading “De Aandeelhouder als Vrijbuiter in het Insolventierecht”

%d bloggers like this: