Ontwerp van nieuwe insolventiewetgeving geeft schuldeisers nieuwe initiatiefrechten bij faillissementsaansprakelijkheid
De Jura Falconis Prijs voor de beste bachelorscriptie werd toegekend aan Eline Hoogmartens (research master, KU Leuven) over de boedelvordering tegen de curator. Deze toekenning komt in de week nadat het wetontwerp houdende het nieuwe insolventierecht aan de boedelvorderingen sleutelt. Deze post confronteert de bekroonde paper met de nieuwe voorstellen.
Het verslag van de jury van de Jura Falconis Prijs voor bachelorscripties onder voorzitterschap van Dhr. Richard Steppe luidt:
“De winnaar van de bachelorscriptieprijzen bespreekt de interne aansprakelijkheidsvordering tegen de curator voor afgeleide schade, een technisch onderwerp dat evenwel op een zeer inzichtelijke manier werd gebracht. Het is dus allereerst een heldere paper, die echter ook methodologisch ver boven de gemiddelde bachelorscriptie uitstijgt: we kunnen bijvoorbeeld verwijzen naar de sublieme structuur, de duidelijke onderzoeksvraag, en de overtuigende uitleg inzake het belang van een analyse van de pro se aansprakelijkheid. Wellicht zal dit (reeds hoge) niveau in toekomstige werken nog stijgen, aangezien de auteur na haar bachelorstudies een onderzoeksmaster heeft aangevat. De auteur blijft daarenboven ook wetenschappelijk bescheiden in haar scriptie, zo vermeldt zij bijvoorbeeld:
“Hoewel dit seminarie allerminst pretendeert dé oplossing aan te reiken om de curator intern aansprakelijk te stellen, hoopt het toch een meerwaarde te zijn in de actuele discussie over de interne curatorenaansprakelijkheid en misschien zelfs volgende auteurs te inspireren.
Dit vonden wij een mooie stelling, want inspireren heeft zij gedaan en ook een meerwaarde heeft zij geboden, bijvoorbeeld met haar voorstel voor een alternatief systeem dat de interne aansprakelijkheidsvordering aantrekkelijker moet maken voor schuldeisers. H.et is een scriptie die het louter descriptieve overstijgt, met uitvoerig bronnenonderzoek en o.m. dubbele rechtsvergelijking (zo bijvoorbeeld intern want de auteur analyseert zowel het faillissements- als vennootschapsrecht, maar ook met een externe belichting want ze vergelijkt België met Nederland en beschouwt ook kort het Verenigd Koninkrijk).”
Zij werd begeleid door prof. dr. Joeri Vananroye (promotor) en mevrouw Karlien Delesie. Mevrouw Hoogmartens krijgt een bon ter waarde van 500 EUR, geschonken door NautaDutilh, alsook een bon ter waarde van 450 EUR, geschonken door Larcier. Haar bachelorscriptie wordt eveneens gepubliceerd in een volgende editie van Jura Falconis.
We citeren uit de conclusie van de bekroonde scriptie, waarin de auteur het probleem analyseert en de contouren van een mogelijke oplossing schetst:
“CURATOR IS LAATSTE REDDINGSBOEI – De curator is de laatste reddingsboei voor schuldeisers om hun vordering uit te oefenen. Wanneer de curator deze taak niet (behoorlijk) uitvoert, lijdt de boedel collectieve schade en de schuldeisers afgeleide schade. Aangezien het Belgische recht weinig doeltreffende alternatieven biedt om de curator tot handelen aan te zetten, is het belangrijk dat de schuldeisers de curator intern aansprakelijk kunnen stellen. In deze paper werd onderzocht hoe schuldeisers de curator intern aansprakelijk kunnen stellen voor afgeleide schade voortvloeiende uit fouten in het beheer van de faillissementsboedel.
SCHULDEISERS HEBBEN GEEN INDIVIDUEEL VORDERINGSRECHT VOOR AFGELEIDE SCHADE – Het Hof van Cassatie heeft in zijn principearrest van 23 februari 2012 gesteld dat aandeelhouders geen individueel vorderingsrecht voor afgeleide schade hebben, ook wanneer vaststaat dat de vennootschap geen vordering zal instellen. Deze rechtspraak is ook van toepassing op schuldeisers. Voor de uitsluiting van het zelfstandige vorderingsrecht bestaan verschillende redenen zoals de aard van de collectieve schade, het vermijden van een dubbele veroordeling tot schadevergoeding en de bescherming van de schuldeisers. Sommige auteurs stellen dat een individueel vorderingsrecht wel gerechtvaardigd is, wanneer de schade zeker is, maar ook in dat geval sluit het Hof van Cassatie het individuele vorderingsrecht uit.
INDIVIDUEEL VORDERINGSRECHT BIJ SCHENDING SPECIFIEKE ZORGVULDIGHEIDNORM IN NEDERLAND – In Nederland hebben schuldeisers evenmin een vorderingsrecht voor afgeleide schade. De Hoge Raad maakt echter een uitzondering, wanneer de specifieke zorgvuldigheidsplicht tegenover schuldeisers is geschonden. Een nuancering in de Belgische rechtspraak die oog heeft voor de specifieke relatie tussen curator en schuldeisers zou de interne aansprakelijkheidsvordering faciliteren. Zeker wanneer de curator intentioneel de belangen van schuldeisers schendt, zou het wenselijk zijn dat het Hof van Cassatie zijn principiële verbod op het individuele vorderingsrecht bijstelt. De rechtspraak van de Hoge Raad kan hierbij richtinggevend zijn. Het mechanisme van de minderheidsvordering garandeert dat de wettelijke voorrangsregels gerespecteerd worden.
VERGELIJKING FAILLISSEMENTSBOEDEL EN VENNOOTSCHAP – Vermits het Belgische positief recht geen interne aansprakelijkheidsvordering kent, vergelijken enkele Belgische auteurs de faillissementsboedel met een vennootschap om zo de minderheidsvordering uit het vennootschapsrecht naar analogie toe te passen in het faillissementsrecht. De schuldeisers kunnen de curator dan in eigen naam aansprakelijk stellen, maar voor rekening van de faillissementsboedel. De klassieke minderheidsvordering kampt echter met verschillende nadelen zoals een beperkt toepassingsgebied, waaronder de drempelvoorwaarden, het bestemmingsvermogen van de opbrengst van de vordering en de moeilijke bewijslast. Daardoor zullen schuldeisers de huidige minderheidsvordering wellicht niet snel instellen.
WETSVOORSTEL AANTREKKELIJKE INTERNE AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERING – Daarom is het belangrijk om de interne aansprakelijkheidsvordering zo aan te passen dat ze aantrekkelijk wordt voor schuldeisers. Ten eerste zou er geen kwantiatieve drempel moeten zijn om geen enkele schuldeiser zijn subjectief (eigendoms)recht op schadevergoeding te ontnemen. Art. 780bis Ger.W. houdt roekeloze vorderingen tegen. Ten tweede is het aangewezen om de initiatief nemende schuldeiser een voorrecht te geven ter waarde van de opbrengst van zijn vordering. Zo blijft de paritas creditorum behouden, terwijl het incentive voor de schuldeiser om de curator intern aansprakelijk te stellen groter wordt. Bij een succesvolle vordering vallen de gerechtskosten evident ten laste van de boedel. Nochtans zou de terugbetaling door de boedel wenselijk zijn, wanneer een vordering die redelijkerwijze kans op slagen had, toch misliep. De rechter-commissaris zou (voorafgaand) op aanvraag van de schuldeiser hierover kunnen oordelen. Ten derde is het belangrijk dat schuldeisers reeds tijdens de faillissementsprocedure de curator intern aansprakelijk kunnen stellen. De schuldeiser kan de curator aanmanen om een vordering in te stellen. Wanneer die na een maand niet reageert, kan de schuldeiser met het mechanisme van de minderheidsvordering hetzij een derde aanspreken, hetzij de curator aansprakelijk stellen. In het eerste geval kan de curator nog tussenkomen en de vordering verderzetten. Daarbij is het belangrijk dat de schuldeiser enige controle over “zijn” vordering behoudt. Ten vierde bindt een door de curator gesloten dading de schuldeisers, tenzij hij overeenkomstig het gemene recht de nietigheidssanctie heeft verkregen.”
Wel omvat het ontwerp in het voorgestelde artikel XX.227 een nieuwe regeling voor het iniatiefrecht van schuldeisers bij de bijzondere faillissementsaansprakelijkheid voor kennelijk grove fout. Nu is dit bekend als de “530”-vordering. Een belangrijke wijziging in het nieuwe insolventierecht is dat een groot stuk bestuursaansprakelijkheid verhuist van het vennootschapsrecht naar het insolventierecht, of minstens toch in het insolventierecht wordt hernomen. Daarmee komt de wetgever tegemoet aan pleidooien in die zin om hierdoor deze aansprakelijkheden aan een gepaster IPR-aanknopingspunt te haken (zie o.a.
hier en
hier). Een andere wijziging m.b.t. deze vordering is dat er een regeling is waarbij individuele schuldeisers deze aansprakelijkheidsvordering ten behoeve van de boedel kunnen instellen. Voorgesteld art. XX.227 §3 WER luidt:
“§ 3. Zowel de curatoren als elke benadeelde schuldeiser kunnen de in paragraaf 1 bedoelde rechtsvordering instellen. Een benadeelde schuldeiser kan de vordering alleen instellen indien de curator de vordering zelf niet instelt binnen een maand na hiertoe door de benadeelde schuldeiser te zijn aangemaand. De curator kan tussenkomen in de door de schuldeiser ingesteld vordering. In dat geval zet de curator de vordering voort als rechtsopvolger van de schuldeiser
§ 4. De boedel dient de schuldeiser voor de door hem gemaakte uitgaven en kosten te vergoeden indien de curator tussenkomt. De schuldeiser heeft eveneens recht op vergoeding voor de gemaakte kosten indien de curator niet tussenkomt en de vordering voordeel oplevert aan de boedel.
§ 5. Ongeacht of de vordering werd ingesteld door de curator of door een schuldeiser:
1° wordt de door de rechtbank toegekende vergoeding wegens vermindering of afwezigheid van activa evenredig verdeeld onder de schuldeisers met inachtneming van de wettige redenen van voorrang;
2° wordt de door de rechtbank toegekende vergoeding wegens vermeerdering van het passief van het faillissement evenredig verdeeld over alle schuldeisers zonder inachtneming van de wettige redenen van voorrang.
Elk verdeling geschiedt na voorafname van de boedelschulden.”
De grondige analyse van dit voorstel moet nog worden gemaakt. De bekroonde scriptie suggereert al vast dat het een goede zaak is dat een individueel vorderingsrecht van de schuldeiser voor eigen rekening (huidig art. 530 W.Venn.) wordt vervangen door een afgeleid vorderingsrecht voor rekening van de boedel (voorgesteld art. XX.227 WER)
Like this:
Like Loading...
5 thoughts on “Jura Falconis Prijs 2017 voor beste bachelorscriptie toegekend aan Eline Hoogmartens voor scriptie over de interne aansprakelijkheidsvordering tegen de curator voor schade aan de boedel”