Taxing the rich (non-profits)? Een nieuwe regeling voor de patrimoniumtaks in de maak

Wetsontwerp houdende diverse fiscale bepalingen (DOC 55 3607/011)

Een opvallend bericht in De Tijd vandaag: de Kamercommissie voor financiën en begroting heeft een wetsontwerp besproken dat in de kader van de federale begroting onder meer de patrimoniumtaks wil aanpassen. De patrimoniumtaks (eigenlijk is de officiële naam “taks der successierechten”) heft vandaag een belasting van 0,17% op het totale vermogen van VZW’s, IVZW’s en private stichtingen (huidig artikel 147 Wetboek der Successierechten).

Bij de invoering van de patrimoniumtaks in 1921 luidde de idee dat de taks een compensatie vormt voor het feit dat VZW’s en stichtingen niet vaak worden ontbonden en dus zo ontsnappen aan de successierechten die een natuurlijke persoon wél betaalt waardoor de staat minder inkomsten had. Onderliggend speelde ook mee dat vermogen in een “dode hand” niet al te veel aanmoediging moest krijgen.[1] Voor vennootschappen met volkomen rechtspersoonlijkheid zoals de naamloze vennootschap was de taks niet nodig, want zij hadden een wettelijke maximumduur van 30 jaar.[2]

Continue reading “Taxing the rich (non-profits)? Een nieuwe regeling voor de patrimoniumtaks in de maak”

FSMA-mededeling inzake duurzaamheidsrapportering

In afwachting van de omzetting van de CSRD-richtlijn publiceert de FSMA, als toezichthoudende overheid, een mededeling waarin ze de uitdagingen van de CSRD-richtlijn toelicht voor genoteerde vennootschappen. Deze mededeling moet ondernemingen helpen zich voor te bereiden op de duurzaamheidsrapportering, een andere tak van sport dan financiële rapportering.

In de mededeling is het tijdschema opgenomen voor de toepassing van de CSRD. Daarnaast worden de krachtlijnen van de nieuwe informatieverplichtingen toegelicht, komen de nieuwe rapporteringsstandaarden aan bod en wordt verduidelijkt hoe de nieuwe informatieverplichtingen zich verhouden tot andere reglementeringen (Taxonomie, SFDR …).

Met een al maar technischer wordende reglementering in volle ontwikkeling, is de mededeling opgesteld vanuit een didactische en praktische optiek. Ze bevat eenvoudige schema’s, voorbeelden (zoals de vereiste informatie over broeikasgasemissies) en een afsluitende samenvatting. Elk onderdeel wordt bovendien afgesloten met een kader waarin een aantal stappen worden vermeld die de vennootschappen kunnen ondernemen als voorbereiding.

Het laagdrempelige initiatief van de FSMA kan worden verwelkomd, zeker voor ondernemingen die een eerste keer over duurzaamheidskwesties zullen moeten rapporteren. De mededeling kan hier worden geraadpleegd.

De gedeeltelijke kwijtschelding in het vernieuwde faillissementsrecht

Collectieve en individuele schade: relevant bij kwijtschelding?

Traditioneel wordt verondersteld dat burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor fouten in het beheer van het vermogen niets toevoegt bij een natuurlijke persoon. De natuurlijke persoon is immers sowieso onbeperkt aansprakelijk (art. 3.35 BW; oud art. 7 Hyp.W.). Bij een schuldenaar-natuurlijke persoon heeft het weinig zin om onrechtmatigheden die hebben bijgedragen tot de insolventie recht te zetten door middel van een aansprakelijkheidsvordering. Dat is als een hond die in zijn eigen staart wil bijten: de remedie wordt door de onrechtmatigheid zelf nutteloos gemaakt en verergert er zelfs de gevolgen van.

Met het systeem van de verschoonbaarheid/kwijtschelding, nog verstevigd door de uitbreiding van de goederen die van de boedel worden uitgesloten, gaat die veronderstelling evenwel niet langer op.

Deze figuren maken immers dat de natuurlijke persoon niet langer instaat met alle huidige en toekomstige goederen. Kwijtschelding en uitsluiting van goederen zorgen voor een beschot in zijn vermogen. Dit beschot maakt ‘aansprakelijkheid’ als sanctie tegelijk nodig en nuttig. Weigering van kwijtschelding doorbreekt dit beschot, net zoals bestuursaansprakelijkheid het beschot tussen eigen vermogen en vennootschapsvermogen doorbreekt. De gehele of gedeeltelijke weigering van kwijtschelding is daarmee voor een natuurlijke persoon wat bestuursaansprakelijkheid is voor een vennootschapsbestuurder. 

Elke belanghebbende met inbegrip van de curator en het openbaar ministerie kan vorderen dat de kwijtschelding slechts voor een deel wordt toegekend of volledig geweigerd bij gemotiveerde beslissing, indien de gefailleerde kennelijk grove fouten heeft begaan die hebben bijgedragen tot het faillissement. Zie over de vernieuwde procedure F. De Leo, TRV-RPS 2023, p. 446-447.

Het vernieuwe faillissementsrecht voegt daar sinds 1 september 2023 aan toe als weigeringsgrond: indien de gefailleerde wetens naar aanleiding van de aangifte van het faillissement of naderhand op vragen van de rechter-commissaris van de curator onjuiste inlichtingen heeft verstrekt (art. XX.173 § 3 WER). Dat is nuttig. Dit verhindert dat in de voorwaarde van “bijgedragen tot het faillissement” a contrario wordt gelezen dat de (laakbare) houding van de gefailleerde tijdens de faillissementsafwikkeling de toekenning van de kwijtschelding niet zou kunnen verhinderen (zie daarover onder het oude recht hier).

Een nieuwigheid van het voorlaatste faillissementsrecht (2018) was de mogelijkheid van gedeeltelijke kwijtschelding bij verzet van een derde-belanghebbende. Dit gaf de rechtbank de mogelijkheid om in grijstinten te schilderen i.p.v. het oude zwart/wit- regime van de verschoonbaarheid. Daarbij rees de vraag hoe een gedeeltelijke kwijtschelding onder de schuldeisers moest worden omgeslagen: enkel voor de zich verzettende schuldeiser, voor alle schuldeisers, hoe rekening te houden met de rangorde? Het advies aan rechtbanken was dan ook om de gevolgen van een gedeeltelijke kwijtschelding nauwerkeurig te omschrijven (D. Pasteger, “De l’excusabilité à l’effacement”, TBH 2018, 271, nr. 19). Hier brengt het nieuwe recht een nieuwigheid waarvan we niet overtuigd zijn dat het een verbetering is.

Continue reading “De gedeeltelijke kwijtschelding in het vernieuwde faillissementsrecht”

Wat zegt ontwerp-Boek 6 BW over collectieve schade (schuldeisers) en afgeleide schade (aandeelhouders)?

Spoiler alert: niets; en dat is een goede zaak

Een schuldeiser kan geen schade vorderen voor schade die louter als oorzaak heeft de waardevermindering van het vermogen van schuldeiser. Deze schade is collectieve schade die aan de boedel toekomt.

Een aandeelhouder kan geen schade vorderen voor schade die louter als oorzaak heeft de waardvermindering van het vennootschapsvermogen. Vergoeding voor deze afgeleide schade kan enkel door de vennootschap worden gevorderd.

Bij schuldeisers benadrukt rechtspraak en doctrine op positieve wijze het monopolie op collectief niveau (‘Enkel boedel kan collectieve schade vorderen’). Bij aandeelhouders wordt het probleem negatief benaderd vanuit de onmogelijkheid om hun deel van de collectieve schade te vorderen. Dit verbergt soms dat het gaat om twee zeer gelijkaardige regels. (Rechtsvergelijkend wordt het plaatje nog verwarrender om in Nederland het probleem niet benaderd wordt vanuit de schade, maar vanuit de vordering. De Belgische vordering om herstel te krijgen collectieve schade te eisen heet – met alle gebruikelijke proviso’s inzake rechtsvergelijking – in Nederland de Peeters/Gatzen-vordering).

De regels inzake collectieve schade en zeker die inzake afgeleide schade worden vaak gezien als een verbintenisrechtelijk probleem, een vraag die te maken heeft met de aard van de schade (schade door weerkaatsing, reflexschade).

Continue reading “Wat zegt ontwerp-Boek 6 BW over collectieve schade (schuldeisers) en afgeleide schade (aandeelhouders)?”

Save the date: Studieavond UA – 20 december 2023

Naar goede gewoonte organiseren de masterstudenten van de grondige studie insolventierecht aan de Universiteit Antwerpen opnieuw een studieavond, onder begeleiding van prof. dr. Stijn De Dier en prof. dr. Melissa Vanmeenen.

Het thema van de (reeds) zestiende editie van deze studieavond is – of wat had u gedacht – bijzonder actueel: “Omzetting van de Herstructureringsrichtlijn: stellingenoorlog“.

De studieavond gaat door op woensdag 20 december 2023 om 19u (tot ong. 20u30), en dit in lokaal R014 (Stadscampus Antwerpen). Deelname is gratis en iedereen is welkom. Online deelname zal ook mogelijk zijn. Meer informatie volgt.

Stijn De Dier

Continue reading “Save the date: Studieavond UA – 20 december 2023”

‘Aandeelhouders van een bepaalde soort kunnen zich ertoe verbinden om een soortwijziging steeds goed te keuren ’ – video dispuut

Dispuut Nick Hallemeesch v Carl Clottens

Op de disputatio op 1 juni 2023 kruisten Nick Hallemeesch (ULB, White & Case) en Carl Clottens (KU Leuven, Eubelius) de degens over de volgende stelling:

De opname van dit debat kan u hier bekijken. Dit debat had een ruimere draagwijdte dan de initiële stellen, met name raakt het de vraag in welke mate aandeelhoudersovereenkomsten kunnen afwijken van dwingend vennootschapsrecht.

In de digitale infomap kan u ook heel wat achtergrondmateriaal terugvinden.

Enkel de georganiseerde natuurlijke persoon is een onderneming – Cassatie bevestigt eerdere rechtspraak

Kan een bestuurder failliet worden verklaard?

Met een arrest (c.23.0023.n) van 23 november 2023 van de eerste kamer in voltallige zitting bevestigt het Hof van Cassatie haar eerdere rechtspraak rond de kwalificatie van natuurlijke personen als onderneming:

Continue reading “Enkel de georganiseerde natuurlijke persoon is een onderneming – Cassatie bevestigt eerdere rechtspraak”

De buitengewone schuldeiser in de opschorting na de Wet van 7 juni 2023

Het nieuwe art. I.23, 14° WER definieert buitengewone schuldvorderingen in de opschorting als “de schuldvorderingen in de opschorting die gewaarborgd zijn door een zakelijk zekerheidsrecht in de zin van artikel 3.3 van het Burgerlijk Wetboek en de schuldvorderingen die in dit boek als buitengewone schuldvorderingen worden gekwalificeerd”. Artikel 3.3 BW definieert de zakelijke zekerheden als “de bijzondere voorrechten, het pand, de hypotheek en het retentierecht”. In deze blogpost analyseer ik deze definitie kort en geef ik mijn visie op enkele vragen en/of opmerkingen die mij hierover hebben bereikt.

Continue reading “De buitengewone schuldeiser in de opschorting na de Wet van 7 juni 2023”

Hervorming buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht: belangrijk amendement rond quasi-immuniteit van uitvoeringsagent

Op de website van de kamer werden recent twee amendementen gepubliceerd in verband met het wetsvoorstel houdende boek 6 “Buitencontractuele aansprakelijkheid” van het Burgerlijk Wetboek (3213/003 en 3213/004). Het is vooral het laatstgenoemde amendement dat de aandacht wekt aangezien het onder meer ingaat op de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent. We doen hieronder een bescheiden poging om het voorgestelde recht toe te lichten. Houd u vast voor een wilde rit door het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht, verbintenissenrecht en insolventierecht.

Continue reading “Hervorming buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht: belangrijk amendement rond quasi-immuniteit van uitvoeringsagent”

Het KB met checklist voor het opstellen van een reorganisatieplan voor kleine en middelgrote ondernemingen

Een post door gastblogger mr. Louis Verstraeten

Nadat op 1 september 2023 het Belgische insolventierecht grondig werd geüpdatet en uitgebreid, is een Koninklijk Besluit verschenen: Tot vaststelling van een checklist voor reorganisatieplan van kleine en middelgrote ondernemingen (Belgisch Staatsblad, 4 Oktober 2023).

De checklist bevat een duidelijke disclaimer. Gelukkig maar, want dat was nodig.

Het nieuwe Boek XX van het Wetboek Economisch Recht bepaalt in artikel XX.70/1 wat de inhoud van het reorganisatieplan moet zijn en voegt in §4 toe: “De Koning stelt in het register een uitgebreide checklist voor reorganisatieplannen beschikbaar die praktische richtsnoeren bevat over de manier waarop het reporganisatieplan moet worden opgesteld”.

De disclaimer die bovenaan Bijlage A bij het KB werd gepubliceerd is tweeledig:

  • De lijst is louter bestemd om de ondernemingen te helpen bij de redactie van een plan en heeft alleen een indicatieve maar geen normatieve waarde. De checklist is dus geen wetgeving.
  • Bijstand bij de redactie door een raadgever die gepaste raad kan geven is niet overbodig.

Dit laatste wordt bewaarheid bij het lezen van de checklist. De ondernemer die zonder raadgever aan het avontuur van een reorganisatieplan begint, is gewaarschuwd.

Continue reading “Het KB met checklist voor het opstellen van een reorganisatieplan voor kleine en middelgrote ondernemingen”

Collectieve en individuele schade: living apart together

Roel Verheyden over co-existentie tussen collectieve en individuele schade van een faillissementsschuldeiser

De individuele schade die een schuldeiser van een failliet verklaarde vennootschap lijdt n.a.v. een fout van een derde wordt naar Belgisch recht veelal negatief omschreven als “schade met een andere oorzaak dan de netto-waardevermindering van de boedel”. Alleen al uit die begripsomschrijving kan men afleiden dat individuele schade vaak gepaard gaat met collectieve schade (een “co-existentie”), hoewel ze hun autonomie behouden. Grosso modo zijn er twee types van co-existentie te onderscheiden.

Enerzijds zijn er gevallen waarin de rechter een peildatum (het fatale omslagpunt zeg maar) bepaalt, die de schade van een schuldeiser voorafgaand aan de peildatum etiketteert als collectieve schade en de schade na die peildatum als individuele schade (dit is de klassieke co-existentie bij wrongful trading sensu lato).

Anderzijds zijn er gevallen waarin een peildatum helemaal niet aan de orde is (bv. omdat het faillissement een gevolg is van een kennelijke grove bestuursfout die niet rechtstreeks tot het faillissement heeft geleid) en een schuldeiser andere schade heeft geleden dan de netto-waardevermindering van de boedel veroorzaakt door die kennelijk grove fout (hierna de “oneigenlijke” co-existentie genoemd).

Co-existentie bij wrongful trading sensu lato

Continue reading “Collectieve en individuele schade: living apart together”

Gelijke behandeling van aandeelhouders bij inkoop en vervreemding van eigen effecten: quid bij soortvorming?

Nick Hallemeesch in ‘Tendensen Vennootschapsrecht 2023’ (LeA)

Een verwerving door een vennootschap van haar eigen aandelen (ook wel “inkoop van eigen aandelen” genoemd) kan door verschillende motieven zijn ingegeven. Wanneer een vennootschap overtollige liquiditeiten heeft, kan de inkoop van eigen aandelen een alter­natief vormen voor een dividenduitkering. In niet-genoteerde vennootschappen kan men via de inkoop van eigen aandelen de uittreding van een aandelenhouder organiseren. Geno­teerde vennootschappen kopen daarnaast eigen aandelen in om aan­de­lenopties af te wikkelen, bij wijze van belegging, als gifpil om een (vijandig) overnamebod te doen mislukken, om liquiditeit te creëren en/of om de volatiliteit te verminderen, of nog in het kader van een going private operatie. In al die gevallen is het mogelijk dat de vennootschap de ingekochte effecten later opnieuw wenst te vervreemden.

In zowel BV and NV vormt de gelijke behandeling van aandeelhouders één van de voorwaarden voor de inkoop van eigen aandelen. De wet vereist immers tenzij de aandeelhouders met eenparigheid tot de inkoop besluiten, de vennootschap een aanbod tot verkrijging richt aan alle aandeel­houders. Een gelijkaardig principe geldt, behoudens uitzonderingen, ook bij de wedervreemding. Geno­teerde vennootschappen kunnen aan het vereiste van aanbod aan alle aandeelhouders ontsnappen door – in grote lijnen – de aandelen te kopen of te verkopen op de beurs, of tegen een prijs die niet hoger c.q. lager is dan de beurskoers.

In deze blogpost wordt stilgestaan bij enkele vragen die rijzen met betrekking tot de gelijke behandeling van aandeelhouders wanneer de vennootschap verschillende soorten van effecten heeft uitgegeven.

Continue reading “Gelijke behandeling van aandeelhouders bij inkoop en vervreemding van eigen effecten: quid bij soortvorming?”

Nieuw Insolventierecht: ‘last call’ voor interuniversitaire studiemiddag op 23 november e.k. (Brussel & online)

UGent, KU Leuven, VUB en UAntwerpen organiseren op 23 november e.k. te Brussel (KU Leuven, campus Brussel, dicht bij Centraal Station) een studiemiddag over de recente hervorming van het insolventierecht. Er is nog een beperkt aantal fysieke plekken beschikbaar voor deze studiemiddag. Deelname is ook mogelijk via livestream. Deze studiedag werd erkend door IGO en OVB.

Op het programma staat:

  • Grondslagen van de hervorming – Prof. dr. em. Eric Dirix (KU Leuven), afdelingsvoorzitter Hof van Cassatie 
  • Preventieve mechanismen, ondernemingsbemiddeling en minnelijke herstructureringstools – Prof. dr. Melissa Vanmeenen, UAntwerpen
  • Nieuwe bepalingen inzake gerechtelijke reorganisatie in het algemeen – Prof. dr. Diederik Bruloot, UGent, advocaat
  • De nieuwe procedure van gerechtelijke reorganisatie voor grote ondernemingen – Prof. dr. Frederik De Leo, gastprofessor UHasselt en KU Leuven, advocaat 
  • De vernieuwde procedure van overdracht onder gerechtelijk gezag – Mr. Matthias Ghesquière, advocaat, gastprofessor VUB
  • Wijzigingen inzake faillissement – Prof. dr. Joeri Vananroye, KU Leuven, advocaat
  • Vooruitblik: Europees voorstel tot verdere harmonisatie van het insolventierecht – Prof. dr. Matthias Storme, KU Leuven, UHasselt en UAntwerpen, advocaat

Meer info en inschrijven hier.

De bijdragen worden gebundeld in een verslagboek, uitgeven bij LeA, dat meteen een volledig overzicht biedt van het vernieuwde Boek XX WER.

The flip side of the coin: how entrepreneurship‑oriented insolvency laws can complicate access to debt financing for growth firms

Policymakers strive to create legislation that promotes entrepreneurship, as it influences individuals’ propensity to start new ventures. While research extensively covers the effects of tax and interest policies on entrepreneurship, the impact of insolvency laws remains underexplored in law and economics scholarship. In our paper entitled “The flip side of the coin: how entrepreneurship‑oriented insolvency laws can complicate access to debt financing for growth firms”, we examine the changes in the use of debt for growth firms, using the recent reform of Belgian insolvency and company law in the 2017-2019 period as an exogenous policy shock (e.g. easier access to debt remission for natural persons, the new rule for demarcation of the assets of the bankrupt estate from art. XX.110, §3 and the ‘cheaper’ form of limited liability due to the introduction of the BV without a legal [minimum] capital).

What research tells us, and doesn’t tell us 

Continue reading “The flip side of the coin: how entrepreneurship‑oriented insolvency laws can complicate access to debt financing for growth firms”