In het Belgisch Staatsblad van 29 oktober j.l. verscheen het Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen III.82 tot en met III.95 van het wetboek van Economisch recht. De strekking van dit KB wordt toegelicht in het Verslag aan de Koning: Continue reading “Boekhoudplicht in het nieuwe ondernemingsrecht: KB van 21 oktober 2018 tot uitvoering van art. III.82 t.e.m. III.95 WER”
Tag: nieuwe wetgeving
Huil niet om het handelsrecht
Elegie voor een levende
Rond het ogenblik waarop deze blogpost verschijnt sluiten de griffies van de Belgische rechtbanken van koophandel voor altijd hun deuren. Na Allerheiligen zullen de ondernemingsrechtbanken open gaan. Vannacht om middernacht verdwijnt het begrip ‘koopman’ uit het Belgisch recht en daarmee ook het handelsrecht.
Vergis u niet. Dit is de ultieme triomf van het handelsrecht. Het handelsrecht is niet overbodig geworden. Integendeel, het handelsrecht heeft gezegevierd en het burgerlijk recht overgenomen. Daarmee is het als aparte discipline niet meer nodig. Continue reading “Huil niet om het handelsrecht”
Aandeelhoudersaansprakelijkheid, feitelijk bestuur en de forfaitaire beperking van bestuurdersaansprakelijkheid in het ontwerp-WVV
Een post door gastblogger Esther Goldschmidt
De aandeelhouder als feitelijk bestuurder
De bevoegdheden van een aandeelhouder binnen een vennootschap zijn beperkt tot de uitoefening van zijn aandeelhoudersrechten: het stemrecht binnen de algemene vergadering van aandeelhouders en bepaalde andere vermogensrechten en lidmaatschapsrechten. De uitoefening van de eigenlijke bestuurstaken is voorbehouden aan de raad van bestuur van de vennootschap en de bestuurders zijn hiervoor aansprakelijk. De formele afbakening van bevoegdheden van aandeelhouders (in het kader van de algemene vergadering) en bestuurders (in het kader van de raad van bestuur of een ander bestuurs- of vertegenwoordigingsorgaan), leidt tot de conclusie dat aandeelhouders principieel alle aansprakelijkheid voor daden van bestuur binnen de vennootschap ontlopen.
De mogelijkheid een aandeelhouder aansprakelijk te stellen als feitelijk bestuurder vormt een uitzondering op dit principe. Continue reading “Aandeelhoudersaansprakelijkheid, feitelijk bestuur en de forfaitaire beperking van bestuurdersaansprakelijkheid in het ontwerp-WVV”
Kamercommissie Handelsrecht keurt ontwerp-WVV goed ‘in eerste lezing’
De Kamercommissie Handelsrecht keurde deze namiddag het ontwerp-WVV goed. Er komt een tweede lezing om “de in eerste lezing aangenomen tekst” na een reflectieperiode nogmaals tegen het licht te houden. In commissie vindt de tweede lezing in principe ten vroegste plaats tien dagen nadat het commissieverslag en de door de commissie aangenomen tekst werden rondgedeeld.
Bij de tweede lezing kunnen amendementen worden ingediend op de in eerste lezing aangenomen tekst en kunnen, onder meer op grond van een wetgevingstechnische nota opgesteld door de diensten van de Kamer, wetgevingstechnische verbeteringen worden voorgesteld. Deze amendementen en verbeteringen kunnen in commissie geen aanleiding geven tot een derde lezing.
Uiteraard moet daarna de tekst goedgekeurd in tweede lezing, nog naar de plenaire vergadering.
bron parlementaire procedure: Kamer
Opnieuw: de Belgische ‘cap’ in de Nederlandse doctrine
“te veel risico’s van moral hazard en onbillijk jegens crediteuren en bestuurders zelf”
De Belgische ‘cap’ op bestuursaansprakelijkhied is wellicht het meest grensverleggende en omstreden deel van de Belgische hervorming van het vennootschapsrecht. Het krijgt dan ook relatief veel aandacht vanuit Nederland (zie eerder hier).
Met de recente bijdrage van O. Oost (Erasmus Universiteit Rotterdam) over “Een wettelijke cap op bestuurdersaansprakelijkheid naar Belgisch voorbeeld?” in WPNR 7211 dient te worden vastgesteld dat het debat over de Belgische ‘cap’ meer aandacht kreeg in Nederlandse tijdschriften dan in Belgische. Dat is merkwaardig.
Mr. Oost concludeert zijn bijdrage over het Belgische voorstel als volgt:
“Het ‘plafonneren’ van de aansprakelijkheid is een interessante nieuwe richting voor het bestuurdersaansprakelijkheid, waarbij ik heb bezien of wij die in Nederland ook in zouden kunnen slaan. Na een bespreking van de redenen voor invoering van de beperking en een vergelijking met de huidige alternatieven naar Nederlands recht, te weten de vrijtekening, de vrijwaring en de verzekering, concludeer ik dat die alternatieven te prefereren zijn boven een cijfermatige aansprakelijkheidsbeperking.
Dit omdat de overwegingen om een maximering in te voeren niet allemaal overtuigen in de Nederlandse context, en omdat op zichzelf beschouwd te veel bezwaren kleven aan een maximering van aansprakelijkheid, gelet op (i) risico’s voor moral hazard, (ii) de soms onbillijke gevolgen van een maximering jegens een crediteur en (iii) de onbillijke uitwerking in voorkomende gevallen jegens de bestuurders zelf.”
Op 8 november houdt Prof. Dr. J. Vananroye (KU Leuven en TPR Wisselleerstoel houder aan de Universiteit Leiden) aan de Universiteit Leiden de Hazelhoff Guest Lecture over de Belgische ‘cap’vanuit een reflectie over beperkte aansprakelijkheid en de rol van bestuursaansprakelijkheid daarbij.
Het hervormde ondernemingsbewijsrecht
Da capo
De Wet van 15 april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht (de “Wet Hervorming Ondernemingsrecht”) doet precies wat er op het etiket staat, ze hervormt het ondernemingsrecht. Enkele uitzonderingen niet te na gesproken doet ze dit met ingang van 1 november 2018. Het onderdeel van de hervorming dat het voorwerp uitmaakt van deze korte blog post is het ondernemingsbewijsrecht. Het bewijsrecht wordt soms een beetje onderschat in tempore non suspectu, maar kan de beslissende horde vormen tussen gelijk hebben en gelijk krijgen.
De Wet Hervorming Ondernemingsrecht licht het ondernemingsbewijsrecht uit het Wetboek van koophandel. Titel III (Koopmansboeken) en Titel IV (Bewijs van handelsverbintenissen) van het Wetboek van Koophandel worden opgeheven. In ruil daarvoor krijgt het Burgerlijk Wetboek een nieuw artikel 1348bis. Dit artikel herneemt voor een groot deel bestaande principes en bepalingen, maar brengt ook interessante verduidelijkingen en afwijkingen aan. We bespreken hier een beperkte selectie van enkele in het oog springende wijzigingen. Voor een uitgebreide bespreking van alle wijzigingen verwelkomen we u graag op de studiedag over het nieuwe ondernemingsrecht waarnaar wordt verwezen onderaan deze blog post. Continue reading “Het hervormde ondernemingsbewijsrecht”
Impact van de afschaffing van het begrip handelaar op de onverenigbaarheden van vrije beroepers
Communicatie van het IBR
Op 1 november worden de noties ‘handelaar’, ‘koopman’ of ‘handelsvennootschap’ opgeheven. Art. 254 al. 1 van de Wet van 15 april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht bevat in dit verband een legistieke “zoek-en-vervang”-bepaling: vanaf 1 november dienen in alle wetten in principe de begrippen ‘handelaar’ of ‘koopman’ in de zin van artikel 1 van het W.Kh. te worden gelezen als ‘onderneming’ in de zin van het gewijzigde art. I.1 WER.
Hierop voorziet het tweede lid van art. 254 een uitzondering: de Wet van 15 april 2018 laat de toepassing onverlet van wettelijke, reglementaire of deontologische bepalingen die met verwijzing naar ‘handelaar’, ‘koopman’ of afgeleide begrippen beperkingen opleggen aan de toegelaten activiteiten van gereglementeerde beroepen. Continue reading “Impact van de afschaffing van het begrip handelaar op de onverenigbaarheden van vrije beroepers”
De voorgestelde ‘cap’ op bestuursaansprakelijkheid: enkele in het oog springende discriminaties
Een ‘cap’ zou niet minder dan de preventieve en reparatieve functie van het ganse aansprakelijkheidsrecht ondergraven en zou daarom elke jurist moeten bezig houden.
De meest in het oog springende wijziging voorgesteld in het ontwerp-WVV is de invoering van een maximumbedrag voor bestuursaansprakelijkheid voor een feit of complex van feiten (de “cap“). Deze cap zou gelden voor elke interne en externe aansprakelijkheid (bv. art. 1382 BW), voor faillissementsaansprakelijkheid (ook bij kennelijk grove fout) en voor de burgerrechtelijke gevolgen van een misdrijf. Ontwerp-artikel 2:56 VVV voorziet vier verschillende plafonds in functie van o.m. omzet en balanstotaal: 250.000 euro, 1 miljoen euro, 3 miljoen euro en 12 miljoen euro. Het laagste plafond uit het voorontwerp, 125.000 eur, werd geschrapt in het uiteindelijk wetsontwerp.
Deze bedragen gelden gezamenlijk voor alle leden van het bestuursorgaan, het orgaan van dagelijks bestuur en zelfs feitelijke bestuurders. Hierna spreken we eenvoudigheidshalve van ‘bestuurders’.
De cap is niet onomstreden (zie de eerdere bijdragen op deze blog hier). In deze post bespreken we enkele verschillen in behandeling die bij goedkeuring van het wetsontwerp in het leven zouden worden geroepen. We gaan daarbij van eerder technisch naar meer fundamenteel: Continue reading “De voorgestelde ‘cap’ op bestuursaansprakelijkheid: enkele in het oog springende discriminaties”
Geschillen over transacties in aandelen of lidmaatschapsrechten nu ook voor ondernemingsrechtbank (art. 574, 1° Ger.W.)
De Wet van 15 april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht, die op 1 november in werking zal treden, wil het economisch recht moderniseren. Dat gebeurt vooral door het aanknopingspunt voor dat economisch recht, met name het ondernemingsbegrip, uit te breiden. Een belangrijk spoor van die modernisering is de transitie van rechtbank van koophandel naar een echte ondernemingsrechtbank. Artikel 573, 1° Gerechtelijk Wetboek zal in de zeer nabije toekomst ook het formele ondernemingsbegrip hanteren, zoals dat nu reeds bestaat voor Boek XX WER. De Wet van 15 april 2018 neemt zo de draad op waar de Wet Natuurlijke Rechter (van 26 maart 2014) die had achtergelaten.
Schijnbaar minder aandacht gaat naar artikel 574,1° Gerechtelijk Wetboek, dat ook wordt gewijzigd. Die bepaling is nochtans lange tijd bepalend geweest voor de poging om de rechtbank van koophandel (soon to be: ondernemingsrechtbank) de natuurlijke rechter te maken voor het vennootschapscontentieux. Continue reading “Geschillen over transacties in aandelen of lidmaatschapsrechten nu ook voor ondernemingsrechtbank (art. 574, 1° Ger.W.)”
Tweede advies Raad van State over ontwerp-WVV beschikbaar
Op de website van de Kamer verscheen het advies van de Raad van State van 13 september 2018 over het Wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen. De bespreking van dit wetsontwerp staat op de agenda van de Kamercommissie Handelsrecht van 1 oktober 2018.
Dagvaardingen en groeperingen zonder rechtspersoonlijkheid: let op uw woorden!
Een post door gastblogger Sven Sobrie
Een groepering zonder rechtspersoonlijkheid is als zodanig geen rechtssubject. Zij kan – behoudens wettelijke uitzonderingen – geen drager zijn van rechten en verplichtingen. Dat betekent evenwel niet dat een dergelijke groepering niet kan deelnemen aan het rechtsverkeer. Wél is daarvoor wat intellectuele gymnastiek vereist. In groeperingen zonder rechtspersoonlijkheid is het niet de groepering als zodanig, maar zijn het de gezamenlijke leden, die titularis zijn van de rechten en verplichtingen van de groepering. Deelname aan het rechtsverkeer is dus perfect mogelijk, maar dan via het gezamenlijk optreden van de leden. Zo kan een werknemer geldig verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst met een feitelijke vereniging, begrepen als het geheel van haar leden.
Een dergelijk ‘collectief optreden’ neemt in de praktijk doorgaans de vorm aan van één lid (de voorzitter, de secretaris, de penningmeester, …) die rechtshandelingen stelt als vertegenwoordiger van de individuele leden. Op die manier hoeft niet elke muzikant zijn krabbel te zetten wanneer de lokale fanfare beslist om een nieuwe trommel te kopen. Een mandaat kan voorzien zijn in de statuten of kan ad hoc worden toegekend, uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend. Er kan zelfs sprake zijn van een schijnmandaat, indien aan alle voorwaarden daarvan is voldaan.
Procesrechtelijk gelden dezelfde principes. Een groepering zonder rechtspersoonlijkheid kan als eiser of verweerder een procedure voeren, al is het dan niet de groepering als zodanig, maar wel de individuele leden, die procespartij zijn. Opnieuw krijgt dat doorgaans praktische uitwerking via een of andere vorm van vertegenwoordiging. De rechtspraak toont zich daarbij – terecht – veeleer soepel: wie in het algemeen belast is met bestuur en vertegenwoordiging van de groepering wordt doorgaans ook bevoegd geacht om namens de leden qualitate qua een geding te voeren. Een uitdrukkelijke procesvolmacht is dus niet vereist.
Wel dient men op te letten bij de formulering van de gedinginleidende akte. Continue reading “Dagvaardingen en groeperingen zonder rechtspersoonlijkheid: let op uw woorden!”
Trial and error bij bankbeslagen: weldra verleden tijd?
Een post door gastblogger Rubben Lindemans (Racine)
Het is een bekende frustratie dat een schuldeiser vaak onvoldoende zicht heeft op het roerende vermogen van zijn schuldenaar, aangezien hiervoor – anders dan voor het onroerend vermogen – veelal niet kan worden teruggevallen op een (publiek raadpleegbaar) register. Dit gebrek aan transparantie vertaalt zich in de Belgische rechtspraktijk wellicht het meeste aan de hand van de talloze bankbeslagen die worden gelegd bij de Belgische grootbanken, in de hoop er activa van zijn debiteur aan te treffen. Drie maal touwtje trekken, niet altijd prijs.
De Europese Bankbeslagverordening van 15 mei 2014 kan dan ook enigszins revolutionair worden genoemd in de mate dat hierin een mogelijkheid is voorzien voor een schuldeiser om tezamen met een verzoek tot afgifte van een “Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen” (naar goede gewoonte beter gekend onder een Engelse afkorting, met name “EAPO” wat staat voor “European Account Preservation Order”), een verzoek tot het verkrijgen (bank)rekeninginformatie van zijn debiteur in te dienen. Continue reading “Trial and error bij bankbeslagen: weldra verleden tijd?”
Kan de zaakvoerder of bestuurder van een vennootschap persoonlijk failliet worden verklaard?
Rb. Kh. Antwerpen Afd. Turnhout: “zaakvoerder is geen ‘onderneming’ voor de doeleinden van Boek XX WER”
Sinds 1 mei 2018 staan de insolventieprocedures open voor elke ‘onderneming’ in de zin van art. XX.1 WER. Na 1 november verhuist die ondernemingsdefinitie naar art. I.1, 1° WER, zonder dat dit iets zal wijzigen aan het toepassingsgebied zoals dat sinds 1 mei geldt.
Als onderneming geldt o.m. elke natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent. Dit doet de vraag rijzen of ook bestuurders en zaakvoerders van vennootschappen, verenigingen of stichtingen als een ‘onderneming’ in de zin van het insolventierecht gelden.
De Rechtbank van Antwerpen, afdeling Turnhout, velde op 26 juni 2018 in dit verband een opmerkelijk vonnis (rolnummer: 0/18/00038). Continue reading “Kan de zaakvoerder of bestuurder van een vennootschap persoonlijk failliet worden verklaard?”
Studiedag “Nieuw Ondernemingsrecht” (KU Leuven en Balie Brussel)
Leuven, vrijdag 19 oktober 2018 en Brussel, maandag 5 november 2018
Studienamiddag met minister Koen Geens, Filiz Korkmazer, Joeri Vananroye, Wannes Vandenbussche, Marc Van de Looverbosch, Benoît Allemeersch, Stijn De Dier, Dirk Van Gerven, Sven Sobrie, Marieke Wyckaert, Wouter Devroe en Jules Stuyck
De Wet van 15 april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht treedt in werking op 1 november 2018. Deze Wet valt in de eerste plaats op door wat wordt afgeschaft: de handelaar, het Wetboek van Koophandel en de Rechtbank van Koophandel. Het ondernemingsbegrip dat in de plaats komt werkt niet met een limitatieve lijst van daden van koophandel, maar omvat elke zelfstandige, elke privaatrechtelijke rechtspersoon en elke vennootschap. Dit ondernemingsbegrip bepaalt sinds 1 mei 2018 reeds het toepassingsgebied van het faillissement en de gerechtelijke reorganisatie.
Hiermee wijzigt een belangrijk stuk juridische basiskennis voor elke jurist. Al was het maar omdat de kans groot is dat een jurist en/of de organisatie waar zij werkt zelf een ‘onderneming’ is.
Het Instituut voor Handels- en Insolventierecht (KU Leuven) en het Vormingsinstituut voor Advocaten (Balie Brussel) organiseren een studienamiddag waarin de praktische gevolgen van de wijzigingen aan het WER, het BW, het W.Venn. en het Ger.W worden uiteengezet. Die studienamiddag vindt zowel plaats in Leuven als in Brussel (wel met gecondenseerd programma). De referaten in op de studienamiddag worden gebundeld in een boek uitgegeven door Intersentia. Inschrijven kan o.a. via www.pvthemis.be.
De aandacht gaat uiteraard naar nova, zoals de regels inzake het optreden van organisaties zonder rechtspersoonlijkheid. Daarnaast worden enkele klassieke leerstukken opgefrist naar aanleiding van de uitbreiding van hun toepassingsgebied, zoals het ondernemingsbewijsrecht, de bevoegdheid van de ondernemingsrechtbank of de bestuursaansprakelijkheid na faillissement.
Enkele vragen die zeker aan bod zullen komen:
- Is elke bestuurder van een vennootschap of VZW nu zelf ook een onderneming?
- Geldt het ‘vermoeden van hoofdelijkheid’ voortaan ook voor vrije beroepers?
- Wat zijn de praktische gevolgen van de inschrijvingsplicht en de boekhoudplicht voor maatschappen?
- Is de Ondernemingsrechtbank bevoegd voor geschillen over de overdracht van aandelen?
- Wordt voortaan de advocaat die een ontvangen factuur niet protesteert vermoed deze te hebben aanvaard?
- Hoe kan een feitelijke vereniging worden gedagvaard in het licht van het nieuwe art. 703 § 2 Ger.W.?
- Valt ook een onderwijsinstelling onder de regels inzake markpraktijken?
Programma Leuven (vrijdag 19 oktober 2018) Continue reading “Studiedag “Nieuw Ondernemingsrecht” (KU Leuven en Balie Brussel)”
De nieuwe ‘wrongful trading’-bepaling vergeleken met oprichtersaansprakelijkheid
Een post door gastblogger Tim Van Landeghem
De aansprakelijkheid voor ‘wrongful trading’ werd middels de wet van 11 augustus 2017 wettelijk verankerd in art. XX.227 WER. Voormeld artikel heeft uitsluitend betrekking op de collectieve vorm van ‘wrongful trading’ en penaliseert met name bestuurders die een kennelijk reddeloos verloren onderneming op onrechtmatige wijze hebben voortgezet. Zo blijft de aansprakelijkheid van een bestuurder wegens individuele fouten bij het aangaan van contractuele verbintenissen nog steeds onderworpen aan art. 1382 BW.
Prikkels tot wrongful trading
Bestuurders kunnen om verschillende redenen geneigd zijn om bewust de activiteiten van een onderneming verder te zetten, ondanks het besef dat de onderneming in feite al reddeloos verloren is. Continue reading “De nieuwe ‘wrongful trading’-bepaling vergeleken met oprichtersaansprakelijkheid”