Rond het ogenblik waarop deze blogpost verschijnt sluiten de griffies van de Belgische rechtbanken van koophandel voor altijd hun deuren. Na Allerheiligen zullen de ondernemingsrechtbanken open gaan. Vannacht om middernacht verdwijnt het begrip ‘koopman’ uit het Belgisch recht en daarmee ook het handelsrecht.
Vergis u niet. Dit is de ultieme triomf van het handelsrecht. Het handelsrecht is niet overbodig geworden. Integendeel, het handelsrecht heeft gezegevierd en het burgerlijk recht overgenomen. Daarmee is het als aparte discipline niet meer nodig.
De dualiteit tussen het burgerlijk recht en het handelsrecht is over de jaren sterk afgebrokkeld. Daarbij heeft bijna consequent de handelsrechtelijke regel de traditionele burgerrechtelijke regel verdrongen.
In het prikkelend rechtshistorisch werk Law and revolution geeft de Amerikaanse historicus Harold Berman onder meer de volgende karakteristieken van het middeleeuws handelsrecht:
Vele van deze regels zijn intussen gemeen goed in het privaatrecht en de handelsrechtelijke oorsprong van bv. “bezit geldt als titel” (art. 2279 BW) wordt zelfs niet meer herkend.
Ook in zijn proefschrift uit 1957 over De eenmaking van het burgerlijk recht en het handelsrecht komt Simon Fredericq tot de conclusie dat de eenmaking er doorgaans op neerkomt dat het toepassingsgebied van de handelsrechtelijke regel wordt veralgemeend (p. 550, nr. 456):
“De uitstralingskracht van het handelsrecht is zo groot dat telkens wanneer in het verleden een institutie ontstond om aan nieuwe economische behoeften te voldoen, de regels ervan zich tot het burgerlijk leven hebben uitgebreid; door deze veralgemeende toepassing verliest de handelsregel zijn autonom karkter. Een dergelijke evolutie dient verder doorgedreven. Inzake contracten moet een gemeen recht worden geschapen, toepasselijk zowel in burgerlijke als in handelszaken; het burgerlijk recht en het handelsrecht zouden aldus versmolten worden om een enkel verbintenissen uit te maken, met als grondslag de regels van het handelsrecht.”
Deze evolutie is nu nog bezig. Het hervormde pandrecht lijkt meer op het handelspand en het pand op de handelszaak dan op het burgerlijk pand. Het faillissement werd uitgebreid tot alle ondernemingen en ook voor niet-ondernemingen werd een collectieve procedure ingevoerd. Het behoud, ook in de Wet houdende Hervorming Ondernemingsrecht en het recent aan de Kamer voorlegde wetontwerp met een nieuw bewijsrecht, van de dualiteit tussen een ondernemings- en een burgerlijk bewijsrecht gaat tegen deze trend in. Maar ook hier is de dualiteit minder groot dan voorheen en schoven de regels in de richting van minder formalisme geschoeid op commerciële leest.
Ook in de rechtspraak volgt het privaatrecht de commerciële voorhoede. In het vennootschapsrecht geldt sinds de Eerste Richtlijn dat derden zich niet moeten bekommmeren om interne bevoegdheidsbeperkingen indien het optreden van de vertegenwoordiger kadert in een normale praktijk. Hetzelfde idee zit achter toerekening op grond van schijnvertegenwoordiging. Op dezelfde manier wordt ook in het privaatrecht de radicale gevolgen van de nietigheidssanctie ingeperkt, naar model van o.a. het vennootschapsrecht.
Het handelsrecht is dood; het handelsrecht leeft meer dan ooit. Een zalige hoogdag gewenst.
Joeri Vananroye
professor handelsrecht
KU Leuven
Zie over het nieuwe ondernemingsrecht:
- Exit het handelsrecht
- Dagvaardingen en groeperingen zonder rechtspersoonlijkheid: let op uw woorden!
- De feitelijke vereniging in rechte na 1 november 2018
- De insolventie van een V.O.F. of maatschap in Boek XX WER
- Ondernemingsrechtbank: slipgevaar?
- Simple comme bonjour: wat de Wet Hervorming Ondernemingsrecht wijzigt aan het vennootschapsrecht