Valuation in Dutch Corporate Law and Bankruptcy Law

A post by guest blogger Sebastiaan van den Berg

On 31 January 2019, Sebastiaan van den Berg successfully defended his PhD thesis at the Radboud University in Nijmegen (the Netherlands). Under supervision of prof. mr. S.C.J.J. Kortmann and prof. dr. W.G.M. Holterman, Sebastiaan studied aspects of business valuation in (i) corporate law proceedings and (ii) financial restructurings or reorganizations of companies. Having a background in both law and economics, his book Valuation in Dutch Corporate Law and Dutch Bankruptcy Law”, is based on interdisciplinary research. With this research and its conceptual approach to valuation (instead of a mere technical overview of valuation methodologies), the book offers a useful guide on the key valuation concepts and principles that are relevant in legal settings. Continue reading “Valuation in Dutch Corporate Law and Bankruptcy Law”

De gewaagde positie van de zaakvoerder van een CommV die geen vennoot is: Cassatie, WVV en het Nederlandse Wetsvoorstel Modernisering Personenvennootschappen

Bespreking van Cass. 2 februari 2018

Vorig jaar las u hier over het merkwaardige arrest van het Hof van Cassatie dd. 2 februari 2018 (“New Super Marché de la Remorque”) over aansprakelijkheid als aandeelhouder van een zaakvoerder in een Comm.V.

Inmiddels werd bij dit arrest een noot gepubliceerd in het TRV-RPS door Joris Lannoy (“De gewaagde positie van een externe zaakvoerder in de gewone commanditaire vennootschap”, noot onder Cass. 2 februari 2018), TRV-RPS 2018, 900 e.v.).

De auteur verdedigt dat een Comm.V. geldig kan worden opgericht met een structuur waarbij de beherende en stille vennoot zelf vennootschappen zijn, en met een zaakvoerder-natuurlijke persoon die zelf geen vennoot is maar wel controle uitoefent over beide vennoten-rechtspersonen.

Hij stelt echter vast dat zulke structuur in geval van financiële moeilijkheden een uitnodiging in zich draagt voor schuldeisers of curator om, de onbeperkte aansprakelijkheid van een beherend vennoot indachtig, te pogen aan te tonen dat de schijnbaar externe zaakvoerder ook als (beherend) vennoot van de Comm.V. moet worden beschouwd. Continue reading “De gewaagde positie van de zaakvoerder van een CommV die geen vennoot is: Cassatie, WVV en het Nederlandse Wetsvoorstel Modernisering Personenvennootschappen”

HvJ bevestigt dat paulianeuze onrechtmatige daadsvordering ingesteld tijdens faillissement onder Brussel I-verordening valt

Hof van Justitie volgt conclusie van AG Bobek in de zaak C 535/17

Op 6 februari 2019 bevestigde het Hof van Justitie de conclusie van de advocaat-generaal (zie hier) dat ook een paulianeuze onrechtmatige daadsvordering (de zgn. Peeters/Gatzen-vordering naar Nederlands recht) ingesteld tijdens het faillissement van een vennootschap onder het toepassingsgebied van de Brussel I-verordening valt (for an excellent review in English: see the analysis of prof. G. Van Calster, especially with regard to the consequences of the ECJ-judgement for the applicable law in this area). Continue reading “HvJ bevestigt dat paulianeuze onrechtmatige daadsvordering ingesteld tijdens faillissement onder Brussel I-verordening valt”

De prioriteitsregel in het vermogensrecht

Gastblogger L.M. de Hoog (Universiteit Leiden) over zijn proefschrift: De prioriteitsregel in het vermogensrecht

Wie eerder is in tijd, staat sterker in recht (prior tempore, potior iure). De Romeinse keizer Caracalla paste in het jaar 213 deze vuistregel reeds toe ter beslechting van een rangordegeschil tussen schuldeisers die een pandrecht hadden verkregen op dezelfde zaak van hun schuldenaar. De ouderdom van de zekerheidsrechten is bepalend voor de onderlinge rangorde van de schuldeisers. Dat betekent dat de oudste pandhouder zich eerst op de executieopbrengst mag verhalen voordat de jongere aan de beurt komt. De uitspraak van Caracalla heeft na bijna tweeduizend jaar nog niets aan betekenis ingeboet.

Ars notariatus 167 - De prioriteitsregel in het vermogensrechtNog steeds bepaalt de prior-temporeregel in het huidige Nederlandse (evenals in het Franse, Duitse en Belgische) recht de rangorde van verschillende pandrechten. Hoewel over de gelding van deze regel geen discussie bestaat, ontbreekt in menig burgerlijk wetboek van continentaal Europa de codificatie ervan. In mijn proefschrift, verdedigd op 15 november 2018 aan de Universiteit Leiden, kom ik via een rechtshistorische, rechtsvergelijkende (Frankrijk en Duitsland) en dogmatische analyse tot de vaststelling van de functie en de concretisering van de toepassing van de prioriteitsregel. Ik vat enkele van mijn bevindingen en aanbevelingen hieronder samen. Continue reading “De prioriteitsregel in het vermogensrecht”

Modernisation of Bankruptcy Procedure Act to enter into force in the Netherlands

A post by guestblogger Jochem Hummelen (NautaDutihl)

On 1 January 2019, the Modernisation of Bankruptcy Procedure Act (MBPA) (in Dutch: Wet Modernisering Faillissementsprocedure) is set to enter into force in the Netherlands. This act, which will apply to bankruptcies opened on or after 1 January 2019, is aimed at updating Dutch bankruptcy law to bring it more in line with modern practice. In this blog post, I give an overview of the background to the MBPA and the most important measures provided for in this law. Continue reading “Modernisation of Bankruptcy Procedure Act to enter into force in the Netherlands”

Bestuurdersaansprakelijkheid, ernstig verwijt en de Belgische cap (vanuit Nederlands perspectief)

Een post door gastblogger O. Oost (Erasmus Universiteit Rotterdam)

1.

Een van de meest interessante wijzigingen in de huidige herziening van het Belgische vennootschapsrecht is de invoering van een wettelijke cap op de bestuurdersaansprakelijkheid. Afhankelijk van de grootte van de bestuurde vennootschap kunnen bestuurders slechts voor een bepaald bedrag aansprakelijk worden gesteld, welk maximumbedrag oploopt van 250.000 euro bij ‘kleine’ vennootschappen tot 12 miljoen euro bij grote en belangrijke vennootschappen. Zie voor meer hierover de verschillende eerdere posts op het Corporate Finance Lab.

2.

Over het algemeen wordt wel aanvaard dat het handelen van vennootschapsbestuurders beperkt moet worden getoetst, omdat de rechter niet op de stoel van de bestuurder moet plaatsnemen. Anders gezegd: een bestuurder moet niet te snel aansprakelijk kunnen worden gesteld voor schade die de vennootschap aanricht. Vaak wordt daartoe voorzien in een beperkte (marginale) toetsing van bestuurlijk gedrag, of een verhoogde drempel voor aansprakelijkheid. Redenen daarvoor zijn de bestuursautonomie, de gevaren van hindsight bias en het voorkomen van te zeer risicomijdend gedrag van bestuurders. De bestuurder moet te goeder trouw kunnen ondernemen zonder angst voor aansprakelijkheid. De Rotterdamse hoogleraar Kroeze ging in zijn oratie getiteld Bange bestuurders (2005) uitgebreid op deze en andere argumenten voor een beperking van de bestuurdersaansprakelijkheid in. Een van de dragende argumenten voor de Belgische cap was de constatering dat het bestuurdersaansprakelijkheidsrecht in België ‘strenger’ is voor bestuurders dan in de omliggende landen, omdat bijvoorbeeld kennelijk geen business judgment rule geldt en geen ernstigverwijtmaatstaf, zoals in Nederland (waarop ik terugkom vanaf nr. 5). In die zin is de cap als een alternatief te beschouwen voor een marginale toets van bestuurshandelen of een hogere drempel voor aansprakelijkheid. Continue reading “Bestuurdersaansprakelijkheid, ernstig verwijt en de Belgische cap (vanuit Nederlands perspectief)”

Ook paulianeuze onrechtmatige daadsvordering ingesteld tijdens faillissement valt onder Brussel I-verordening

Conclusie van AG Bobek in de zaak C‑535/17

Op 18 oktober 2018 concludeerde de advocaat-generaal van het Hof van Justitie dat de Nederlandse Peeters/Gatzen-vordering, ingesteld in een geschil met een Belgische verweerder onder het toepassingsgebied van de Brussel I-verordening valt en dus niet onder de Insolventieverordening. Dit zou impliceren dat de rechterlijke bevoegdheid inzake de onrechtmatige daadsvordering ingesteld tijdens een faillissementsprocedure beheerst wordt door de regels van de Brussel I-verordening, die als centraal uitgangspunt de bevoegdheid van de lidstaat van de verweerder hanteert,  en dus niet door het recht van de lidstaat waar de insolventieprocedure is geopend.

De Peeters/Gatzen-vordering komt grosso modo overeen met de Belgisch vordering tot vergoeding van collectieve schade.

Continue reading “Ook paulianeuze onrechtmatige daadsvordering ingesteld tijdens faillissement valt onder Brussel I-verordening”

Revised €1,3 billion settlement in the Fortis case approved by Dutch court

On 13 July 2018, the Court of Amsterdam approveda revised €1.308,5 million class action settlement between Ageas (Fortis’ legal successor) and four claimant organizations ((VEB, Deminor, SICAF and Stichting FortisEffect) concerning allegedly false or misleading statements by Fortis during the financial crisis in 2007 and 2008. In an earlier decision of 16 June 2017, the court had declined to approve the settlement (discussed on this blog here). According to the court, the main reasons for this where the unjustified differences in compensation awarded to “active claimants” (those who filed a legal procedure or registered with any of the claimant organizations) and “non-active claimants” (those who didn’t), as well as the exorbitant fees for the claimant organizations.

After the court’s first decision, the parties reached a new settlement agreementon 12 December 2017, which took into account the court’s criticism and included a €100 million increase in the settlement amount. This time, ConsumentenClaim, one of the most important opponents during the first trial, also supported the agreement. Although the court remained critical for one of the claimant organizations (VEB), the court now approved the settlement and declared it binding on all shareholders that do not opt out within five months. This way, more than ten years after the facts, the shareholders of Fortis will get compensation and Ageas can leave this legacy behind.

Continue reading “Revised €1,3 billion settlement in the Fortis case approved by Dutch court”

Proefschrift Nicolaes Tollenaar nu ook vrij online raadpleegbaar

Het pre-insolventieakkoord. Grondslagen en raamwerk

Het proefschrift van Nicolaes Tollenaar, op 1 december 2016 verdedigd aan de Rijksuniversiteit Groningen, is nu vrij online beschikbaar (open access). Het behandelt de grondslagen en raamwerk van het pre-insolventieakkoord (vergelijkbaar met onze Belgische gerechtelijke reorganisatieprocedure door collectief akkoord).

Een samenvatting van zijn proefschrift verscheen reeds eerder op het Corporate Finance Lab. De lezer die nog zou twijfelen om dit werk te raadplegen, kan mogelijk overtuigd worden door mijn zeer positieve boekbespreking in TPR 2017/4.

Frederik De Leo

“Grensoverschijdende omzetting van rechtspersonen” (J. van den Broek en G. Rensen, eds.)

Serie Onderneming en Recht, nr. 103, Kluwer, Deventer, 2018

Afbeeldingsresultaat voor Grensoverschrijdende omzetting van rechtspersonen.In de Serie Onderneming en Recht verscheen de bundel Grensoverschrijdende omzetting van rechtspersonen. Civiel en fiscaal recht, samengesteld door J. van den Broek en G. Rensen van de Radboud Universiteit te Nijmegen.

Een grensoverschrijdende omzetting (ook wel: wijziging van toepasselijk vennootschapsrecht; ook wel: internationale verplaatsing van statutaire zetel) is in Nederland niet wettelijk geregeld. Ook in België is dit nauwelijks geregeld (op een zeer abstracte bepaling in het Wetboek IPR na). In België bestaat er al een gevestigde praktijk van inbound en outbound grensoverschrijdende omzettingen. In Nederland kwam die praktijk vooral de laatste jaren op gang. In België is de mogelijkheid van een wijziging van toepasselijk vennootschapsrecht principieel aanvaard sinds het bekende Lamot-arrest van het Hof van Cassatie uit 1965. De Nederlandse praktijk – die anders dan in België wel op principiële bezwaren stuit vanuit de doctrine – kwam er vooral onder invloed (druk?) van de arresten Cartesio en Vale van het Hof van Justitie. De bundel besteedt uitvoerig aandacht aan de invloed van het recente arrest Polbud.

In België wordt de “internationale zetelverplaatsing” geregeld in het ontwerp van WVV. In Nederland is er sinds 2014 een voorontwerp van wet betreffende grensoverschrijdende omzetting van vennootschappen. Dit voorontwerp lijkt in de koelkast te liggen in afwachting van de recent door de Commissie voorgestelde ontwerp-Richtlijn omtrent grensoverschrijdende omzettingen. Naar goede Nederlandse gewoonte is een internetconsultatie bezig over de ontwerp-Richtlijn om het Nederlandse standpunt beter te informeren.

De Nijmeegse bundel legt de nadruk op de grensoverschrijdende omzetting van rechtspersonen (niet enkel vennootschappen – zo is de bespreking van de stichting erg boeiend) vanuit Nederlands standpunt. De bundel bevat daarnaast een hoofdstuk exotica met daarin o.a. de bespreking van keuze en wijziging van toepasselijk vennootschapsrecht vanuit Belgisch standpunt. Dit deel werd geschreven door Vananroye en Lindemans (KU Leuven):  Continue reading ““Grensoverschijdende omzetting van rechtspersonen” (J. van den Broek en G. Rensen, eds.)”

De pauliana bij fusie en splitsing: onzekerheid troef

Artikel in DAOR over het bestaan van de pauliana bij fusie en splitsing

Kan een schuldeiser die geconfronteerd wordt met een fusie of splitsing met een beweerd frauduleus oogmerk zich de iure beroepen op de pauliana om de fusie of splitsing aan hemzelf niet-tegenstelbaar te laten verklaren?

Die vraag wordt in de huidige rechtsleer vaak stiefmoederlijk behandeld. De ratio van de wetgeving als deus ex machina biedt daarop steevast het antwoord. Nergens uit de bewoordingen van de Belgische wetgeving kan men immers afleiden dat de pauliana niet zou mogen bestaan bij fusie en splitsing. De rechtspraak laat het aanvechten van een splitsing m.b.v. de pauliana bovendien zonder problemen toe (zie in dat verband een eerder verschenen blogpost). Het argument dat de specifieke vernietigingsregeling van vennootschapsbesluiten de algemeen werkende pauliana zou uitsluiten – onder het adagium “lex specialis derogat legi generali” –, wordt m.b.v. de ratio van de wetgeving van tafel geveegd. De ratio van de wetgeving als doorslaggevend argument stemt mij echter niet tevreden. Bovendien wordt er in de huidige rechtsleer niet consequent nagedacht over het Europees recht betreffende de pauliaanse vordering bij fusie en splitsing. Continue reading “De pauliana bij fusie en splitsing: onzekerheid troef”

Het faillissement: een paradijs voor banken?

Afscheidscollege oud-rector Bas Kortmann (Radboud Universiteit)

In geval van faillissement krijgen de gewone schuldeisers  (bijvoorbeeld leveranciers en afnemers) doorgaans geen enkele uitkering. Gemiddeld wordt van vorderingen van deze crediteuren minder dan 5% voldaan. Banken daarentegen zien kans het overgrote deel van hun vorderingen te innen. In zijn afscheidsrede aan de Radboud Universiteit (Nijmegen) getiteld ‘Het faillissement, een paradijs voor banken’ besprak hoogleraar en voormalige rector Bas Kortmann of de wetgeving  en/of de rechtspraak de banken te vriendelijk gezind is.  Continue reading “Het faillissement: een paradijs voor banken?”

WCO I (Nederland) behoeft volgens de Minister van Justitie, in navolging van Estro/Smallsteps, geen aanpassing

Wettelijke regeling pre-pack in Nederland

Bij brief van 28 september 2017 heeft de Nederlandse Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok, m.b.t. het voorziene wettelijke kader van de pre-pack (WCO I) het volgende laten weten:

“Samengevat meen ik dat de WCO I niet hoeft te worden aangepast. Wel zal conform de uitspraak van het Hof rekening moeten worden gehouden met de toepasselijkheid van de regels van overgang van onderneming, indien de WCO I wordt toegepast met het oog op een doorstart. Ik verzoek uw Kamer om de behandeling van de WCO I te hervatten.”

Continue reading “WCO I (Nederland) behoeft volgens de Minister van Justitie, in navolging van Estro/Smallsteps, geen aanpassing”

Tom Vos (KU Leuven) op Oxford Business Law Blog over de AkzoNobel zaak

Uitspraak van 10 augustus 2017 door de Nederlandse voorzieningenrechter

Op Oxford Business Law Blog verscheen een bespreking door Tom Vos van de uitspraak van 10 augustus 2017 door de Nederlandse voorzieningenrechter in de AkzoNobel zaak. In deze zaak probeerde de activistische aandeelhouder Elliott het ontslag af te dwingen van de voorzitter van de raad van commissarissen van AkzoNobel, Antony Burgmans, door om de bijeenroeping van de algemene vergadering te vragen. De weigering van de raad van commissarissen van Akzo om dit te doen, werd door Elliott in de Nederlandse rechtbanken aangevochten.

De activistische aandeelhouder Elliott kreeg van de Nederlandse rechter echter opnieuw ongelijk, nadat het reeds bot had gevangen in een eerdere uitspraak in een enquêteprocedure (zie hier voor een analyse van de eerste uitspraak).

Volgens Vos is deze uitspraak niet helemaal verrassend en kan deze gekaderd worden in het Nederlandse “stakeholder model”, waarin de rechten van aandeelhouders sterk beperkt worden. De auteur wijst echter op de mogelijke inconsistentie van de Nederlandse recht met de regels i.v.m. het bijeenroepen van de algemene vergadering onder de Europese Aandeelhoudersrichtlijn.

U kon de analyse (in het Engels) van deze uitspraak door Vos reeds lezen in een eerdere post op deze blog.

The second episode in the AkzoNobel saga: activist shareholders lose again in Dutch court, but reach settlement

Decision of 10 Augustus 2017 by the Dutch court in summary proceedings (“voorzieningenrechter”)

In a decision of 10 Augustus 2017, the Dutch court in summary proceedings (“voorzieningenrechter”) denied the request of two activist shareholders of AkzoNobel, Elliott and York, to convene an extraordinary general meeting (“EGM”) to dismiss Akzo’s chairman of the supervisory board. The reason for the shareholders’ request was the decision of Akzo’s board not to engage in negotiations with PPG concerning its takeover bid on Akzo. The Dutch court, however, held that the shareholders failed to show a “reasonable interest” and should await the general meeting of 8 September 2017, where Akzo’s board will provide further explanation on this topic. Shortly after this decision, on 16 August 2017, Elliott and Akzo reached a standstill agreement, where Elliott agreed to suspend further litigation for at least three months. Continue reading “The second episode in the AkzoNobel saga: activist shareholders lose again in Dutch court, but reach settlement”