Het lot van vordering tot ontbinding wegens ontoereikend actief in de BVBA na inwerkingtreding WVV

Cass. 19 mei 2025 (C.22.0246.N): geen ontbinding meer na inwerkingtreding WVV, ook al werd de vordering eerder ingesteld

Art. 333 W.Venn. gaf iedere belanghebbende het recht de ontbinding van een BVBA te vorderen voor de rechtbank, wanneer het netto-actief is gedaald tot beneden het bedrag van 6.200 euro. Indien de drempel was bereikt, kon de rechtbank de vennootschap hoogstens nog een cure period geven om het netto-actief terug boven de minimumdrempel te brengen.

Een gelijkaardige regel staat nog altijd in art. 7:229 WVV voor de NV (met strengere drempels). Voor de BV werd deze ontbindingsmogelijkheid opgeheven met de wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.

Continue reading “Het lot van vordering tot ontbinding wegens ontoereikend actief in de BVBA na inwerkingtreding WVV”

Europese richtlijn betreffende meervoudig stemrecht voor genoteerde vennootschappen gepubliceerd

Een post door gastblogger Carl Clottens

Richtlijn 2024/2810 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2024 betreffende structuren met aandelen met meervoudig stemrecht in ondernemingen die om de toelating tot de handel van hun aandelen op een multilaterale handelsfaciliteit verzoeken (hierna de ‘MVS-richtlijn’), werd vandaag gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=OJ:L_202402810). De richtlijn treedt in werking op 4 december 2024 en dient te worden omgezet tegen 4 december 2026.

De MVS-richtlijn maakt deel uit van de zgn. EU Listing Act, een geheel van maatregelen om de Europese kapitaalmarktunie verder te ontwikkelen[1]. De Listing Act brengt onder meer ook belangrijke wijzigingen (versoepelingen) aan in de marktmisbruikverordening (‘MAR’) en de prospectusverordening[2].

De MVS-richtlijn is tot nu toe enigszins onderbelicht in de nieuwsbrieven die over de Listing Act verschenen zijn. In een notendop houdt deze richtlijn het volgende in[3]:

Continue reading “Europese richtlijn betreffende meervoudig stemrecht voor genoteerde vennootschappen gepubliceerd”

Meer dan een derde, niet gelijk aan één – de “vergeten” hoofdelijk aansprakelijke vennoot

Gastblogger meester Joost van Riel over een onopgemerkte recente wijziging aan het WVV

Hoofdelijk aansprakelijke vennoten (hierna kort de “werkende vennoten”) van een VOF, CommV of maatschap, fascineren vennootschapsjuristen al jaren.[i] Een recente wijziging van het WVV brengt hen opnieuw onder de aandacht.

Een juridische twee-eenheid

Het voorwerp van de fascinatie is de verhouding tussen enerzijds de rechtspositie van de vennootschap en anderzijds de rechtspositie van de vennoten.  

Zoals het WVV bevestigt, zijn werkende vennoten persoonlijk en hoofdelijk gehouden voor schulden van de vennootschap, of beter: tegenover de vennootschapsschuldeisers (artikel 4:14 en 4:26 WVV). Eerder dan een zekerheidsmechanisme, geven deze bepalingen uitdrukking aan de rechtstreekse gehoudenheid van de hoofdelijk aansprakelijke vennoten tegenover de vennootschapsschuldeisers.

Continue reading “Meer dan een derde, niet gelijk aan één – de “vergeten” hoofdelijk aansprakelijke vennoot”

Het FUN ‘flitsfaillissement’: enkele praktijkervaringen van een beoogd curator

Een post door gastblogger meester Jens Vrebos

Op 16 februari 2024 verklaarde de ondernemingsrechtbank Gent, afdeling Brugge de NV FUN Belgium en 6 van haar dochtervennootschappen failliet. Daags nadien wist de pers al dat Toychamp, Dreamland en Yysk 11 van de 26 door de gefailleerde vennootschappen uitgebate speelgoedwinkels hadden overgenomen.

De buitenstaander  zou denken dat de aangestelde curatoren over amper één nacht ijs zijn gegaan met deze overdracht, maar in realiteit waren de curatoren bij beschikking van diezelfde rechtbank van 21 december 2023 al aangesteld als beoogd curatoren in toepassing van de artikelen XX.97/1 tot XX.97/6 WER.

De aanstelling van de beoogd curatoren gold voor dertig dagen, derhalve aflopend op 20 januari 2024 en werd tot tweemaal toe verlengd om uiteindelijk te eindigen per 15 februari 2024. Op 15 februari deden de vennootschappen van de FUN-groep aangifte van faillissement.

Continue reading “Het FUN ‘flitsfaillissement’: enkele praktijkervaringen van een beoogd curator”

Bestuurders na het wegvallen van de immuniteit van uitvoeringsagent: wat kan de rechtspersoon doen om zijn bestuurders te beschermen?

Als een bestuurder van een rechtspersoon een fout maakt in de uitvoering van een overeenkomst tussen die rechtspersoon en een derde, wordt die bestuurder vandaag beschermd door de immuniteit van de uitvoeringsagent.  Die bescherming valt weg na de inwerkingtreding van Boek 6 BW, waarbij we hiervoor hebben opmerkt dat dit niet betekent dat de bestuurder automatisch aansprakelijk wordt voor elke wanprestatie die hem materieel toerekenbaar is.

We hebben er daar ook op gewezen dat het aansprakelijkheidsrisico van bestuurders materieel wel degelijk uitbreidt: ze zullen in de toekomst buitencontractuele aansprakelijkheid riskeren voor gevallen waar ze nu intern niet aansprakelijk zijn.

Wat kan de rechtspersoon (en we veronderstellen dat de rechtspersoon gestuurd wordt door de bezorgde bestuurders) doen om het verhoogde aansprakelijkheidsrisico van bestuurders te beperken? We bekijken dit vanuit het exoneratie- en vrijwaringsverbod van art. 2:58 WVV.

Continue reading “Bestuurders na het wegvallen van de immuniteit van uitvoeringsagent: wat kan de rechtspersoon doen om zijn bestuurders te beschermen?”

Bestuurders en werknemers na het wegvallen van de immuniteit van uitvoeringsagent: de relativiteit van fouten

De wereld na Boek 6 BW

Als een bestuurder van een rechtspersoon een fout maakt in de uitvoering van een overeenkomst tussen die rechtspersoon en een derde, wordt die bestuurder vandaag beschermd door de immuniteit van de uitvoeringsagent. Zelfs als de bestuurder een onrechtmatige daad begaat in de uitvoering van die overeenkomst, kan de derde de bestuurder in de regel niet buitencontractueel aanspreken. De bestuurder kan contractueel eventueel wel bestuursaansprakelijkheid oplopen t.a.v. de rechtspersoon.

Uiteraard zal niet elke wanprestatie door de vennootschap een bestuursfout uitmaken, ook niet als de betrokken wanprestatie materieel aan de betrokken bestuurder kan worden toegerekend. De betrokken bestuurder kan immers de wanprestatie in het contract met de derde hebben gepleegd in het belang van de vennootschap.

Een civilist heeft het er misschien moeite mee dat een onrechtmatige daad niet per se als onrechtmatig in een contractuele verhouding geldt. Voor een commercialist lijkt het echter evident dat een bestuurder zijn taak goed vervult en toch onrechtmatige daden kan plegen. Meer zelfs: een bestuurder die geen onrechtmatige daden pleegt is wellicht zijn job niet goed aan het uitoefenen.

De bescherming van de immuniteit van de uitvoeringsagent zal na de inwerkingtreding van boek 6 BW wegvallen voor de bestuurder. Soms hoort men wel eens dat dit niet leidt tot een uitbreiding van aansprakelijkheid van uitvoeringsagenten, dat dit enkel leidt tot een uitbreiding van het aantal eisers dat deze aansprakelijkheid kan inroepen. Dat is niet correct.

Continue reading “Bestuurders en werknemers na het wegvallen van de immuniteit van uitvoeringsagent: de relativiteit van fouten”

Goedkeuring in parlement van wetsontwerp “Digitalisering Ibis” met aanpassingen aan corporate governance genoteerde vennootschappen

Gisteren, op 21 maart 2024, keurde de Kamer in plenaire vergadering het wetsontwerp “houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie en diverse bepalingen Ibis” (ook wel “Digitalisering Ibis”) goed. Er gebeurden geen wijzigingen meer aan de bepalingen omtrent de governance van genoteerde vennootschappen ten opzichte van de tekst aangenomen door de Commissie Justitie.

Relevante bepalingen voor vennootschapsjuristen zijn onder meer:

  • De goedkeuring van de algemene vergadering van de overdracht van meer dan 75% van de activa door genoteerde vennootschap
  • De vereiste dat genoteerde vennootschappen minstens drie onafhankelijke bestuurders moeten tellen
  • De criteria voor onafhankelijkheid in de corporate governance code worden voortaan beschouwd als een noodzakelijke, maar niet voldoende voorwaarde; mogelijke twijfels over de onafhankelijkheid moeten worden gemotiveerd
  • Het bestuursverbod voor veroordeelde bestuurders en managers van genoteerde vennootschappen, onder meer voor leden van de raad van bestuur, de directieraad, de raad van toezicht, het dagelijks bestuur en “andere personen belast met de leiding” (merk op dat het toepassingsgebied van deze bepaling is uitgebreid ten opzichte van het oorspronkelijke wetsontwerp)

Deze bepalingen werden reeds besproken op deze blog door Stijn De Dier. De regel rond de goedkeuring van de overdracht van significante activa door de algemene vergadering werd zelfs uitgebreid becommentarieerd in verschillende blogposts (zie hier, hier, hier, hier en hier).

De nieuwe bepalingen treden in werking 10 dagen na de publicatie in het Belgisch Staatsblad, behalve de nieuwe regel dat genoteerde vennootschappen minstens drie onafhankelijke bestuurders moeten tellen: die is van toepassing vanaf de eerste dag van het tweede boekjaar dat aanvangt na de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad.

Tom Vos
Assistant professor, Maastricht University
Visiting professor, Jean-Pierre Blumberg Chair at the University of Antwerp
Attorney, Linklaters LLP

EU bereikt langverwacht akkoord over de Corporate Sustainability Due Diligence Directive: Hoe groen is dit groen licht?

Een post door gastblogger Liselot Vandenberghe

Op vrijdag 15 maart keurde het Coreper[1] (en in die zin de Raad) de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD)[2] goed. Tegen de verwachtingen in werd vlak voor de eindmeet, zijnde de Europese verkiezingen in juni, een compromis bereikt dat op de steun van voldoende lidstaten kon rekenen. Dit compromis werd moeizaam bereikt na vele concessies voorgesteld door het Belgisch EU-voorzitterschap en een toch wel aanzienlijke verwatering van de behoorlijk controversiële Richtlijn. Hieronder volgt een korte bespreking van de essentie van de Richtlijn en de belangrijkste last-minute wijzigingen.

Continue reading “EU bereikt langverwacht akkoord over de Corporate Sustainability Due Diligence Directive: Hoe groen is dit groen licht?”

De foreign direct investment-regulering: overnames van vennootschappen onder toezicht van de overheid?

Een post door gastbloggers Marieke Wyckaert en Thijs De Cuyper

Dat de strategische autonomie van Europa en de weerbaarheid tegen de gevolgen van geopolitieke spanningen de laatste tijd hoog op de politieke agenda staat is een open deur intrappen. Dat dit wezenlijke gevolgen heeft voor de markt voor overnames en fusies in België is een minder algemeen gekende gevolgtrekking. Sinds kort kijkt de overheid nochtans – onder impuls van de Europese Unie – kritisch naar buitenlandse investeringen. Die brengen broodnodig kapitaal en cruciale kennis naar onze economie, maar buitenlandse controle over bepaalde Belgische ondernemingen houdt ook risico’s in. Op 1 juli 2024 vieren we al de eerste verjaardag van het Belgische mechanisme dat onze overheid in staat stelt buitenlandse directe investeringen (BDI, beter bekend onder de Engelse afkorting FDI) te onderzoeken. De wettelijke basis is een samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de gefedereerde entiteiten van 30 november 2022. De introductie van dit mechanisme – van de totstandkoming van politieke consensus tot de implementatie in de praktijk – verloopt niet zonder slag of stoot.

Continue reading “De foreign direct investment-regulering: overnames van vennootschappen onder toezicht van de overheid?”

De goedkeuring door aandeelhouders van de overdracht van significante activa: stand van zaken en een paar puntjes op de ‘i’ (deel 1)

Een post door Stijn De Dier, Tom Vos en
Marieke Wyckaert

Op 28 februari 2024 heeft de commissie voor Justitie het wetsontwerp “houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie en diverse bepalingen Ibis” in tweede lezing goedgekeurd, m.i.v. een aantal amendementen. Zoals eerder besproken op deze blog (hierhier en hier) voert dit wetsontwerp (onder andere) een nieuw artikel 7:151/1 WVV in met de verplichte goedkeuring door de algemene vergadering voor de overdracht van significante activa door genoteerde vennootschappen.

In een reeks van drie blogposts gaan wij in op een aantal problemen van eerder technische aard, waarvan sommige (deels) werden opgelost via amendementen of via een toelichting tijdens de parlementaire bespreking, en op een aantal beleidskeuzes. We beperken ons tot de bespreking van het voorgestelde artikel 7:151/1 WVV: de enkele wijzigingen die aan de andere voorgestelde artikelen werden aangebracht laten we buiten beschouwing. In deze eerste blogpost scheppen we wat meer klaarheid over de juiste betekenis van de term “overdracht van activa”. 

Continue reading “De goedkeuring door aandeelhouders van de overdracht van significante activa: stand van zaken en een paar puntjes op de ‘i’ (deel 1)”

Shareholder Approval for Transfers of Significant Assets in Belgium: Practical Considerations and Open Questions

A post by guest bloggers Marijke Spooren, Ruben Foriers and Emmanuel Wynant (Cleary Gottlieb)

On December 4, 2023, the Belgian Government filed a draft law with the Chamber of Representatives containing “provisions regarding digitization of justice and miscellaneous provisions Ibis” (the “Bill”).  With the Bill, the Government seeks to introduce a shareholder approval requirement for transfers of significant assets by listed companies, thereby aligning Belgian company law with some of our neighboring jurisdictions such as France and the U.K.  While the Bill has not been adopted by Parliament yet, building on the earlier contributions by Stijn De Dier and Tom Vos on this blog,[1] this post discusses a number of practical difficulties raised by the Bill in its current form and offers some initial insights on how the new requirement could be applied in practice.

The Belgian Code of Companies and Associations (the “CCA”) currently requires the board of directors of a listed company to seek shareholder approval for decisions that may impact the company’s assets in a limited number of situations only (e.g.,for corporate reorganizations such as mergers, (partial) demergers, etc.).  Shareholder approval is currently not a requisite if part of the company’s assets is transferred through a “simple” asset transfer that does not involve one of the corporate reorganization procedures of the CCA.  Recognizing that such asset transfers can fundamentally alter the company’s business, shareholders could be faced with a fait accompli for which the law hardly offers them any protection.  To counter situations in which virtually all of the company’s assets are transferred and shareholders are left with an empty shell and to give (minority) shareholders a say in decisions that may profoundly impact the company, the Bill introduces a new article 7:151/1 to the CCA.

Continue reading “Shareholder Approval for Transfers of Significant Assets in Belgium: Practical Considerations and Open Questions”

De kameel en het sleutelgat

Een reflectie over interpretatie en de temporele werking van boek 6 BW

De jurist die wordt geconfronteerd met een wetsbepaling met in een normale lezing onwenselijke gevolgen, heeft grosso modo twee opties. Of hij interpreteert eerder letterlijk, de ongewenste gevolgen van die interpretatie er op de koop bij nemend. Of hij interpreteert vrij, de tekst van de wet ombuigend of zelfs negerend om tot het gewenste resultaat te komen.

Wie letterlijk interpreteert gaat uit van de fictie dat de wetgever kan schrijven. De onwenselijke gevolgen betekenen dat de wetgever die ook effectief wilde.

Wie vrij interpreteert gaat uit van de fictie dat de wetgever rationeel is. En als de tekst tot onwenselijke gevolgen leidt, is dat enkel omdat de wetgever zich gebrekkig heeft uitgedrukt.

Als we bij wijze van grove veralgemening de Belgische privatist in één van deze, op zich reeds simpele, hokjes zouden moeten duwen, is dat ongetwijfeld dat van de vrij interpretatie en de vrije rechtsvinding. De interpretatie begint bij de tekst, maar met grote poëtische vrijheid wordt er betekenis aan gegeven die vaak van die tekst is losgeweekt. Lees maar er staat niet wat er staat, naar het woord van Martinus Nijhoff.

Hoe kan het anders?

Tot voor kort diende de Belgische privatist immers te werken met antieke teksten. Naarmate een norm zich verwijdert in de tijd van haar ontstaan, verzwakte de zwaartekracht die uitgaat van de tekst van die norm. Teksten geschreven uit de tijd van de diligence, dienden te worden toegepast in de tijd van chatgpt. Regels inzake het goederen- en verbintenissenrecht werden tot zeer recent nauwelijks gewijzigd sinds 1804. Dat werkt enkel indien interpretatoren kunnen gaan zweven.

De vetustiteit van teksten verantwoordt en vereist de zeer losse omgang ermee. ‘Elke daad van de mens’ uit art. 1382 BW werd toegepast op andere organisaties dan mensen. De aansprakelijkheid van ‘vader en moeder’ uit art. 1384 al 1. oud BW op ‘vader en vader’. De ‘dienstboden en aangestelden’ uit art. 1384 al. 2 oud BW op de CEO. En voor de bestuurders werd een toerekeningsmechanisme uitgevonden dat in geen enkele wet staat.

Bent u nog niet overtuigd dat de Belgische privatist aan vrije rechtsvinding doet (daar bestaat immers hardnekkkige ontkenning omtrent)? Doe de test. Blijf weg van codex en internet en schrijf op wat u denkt dat in art. 1382 BW staat en vergelijk dat dan met wat de tekst van het artikel zegt. Weinig juristen komen in de buurt, ook al is dit het sacrosancte artikel dat zogezegd iedereen kent.

Daarbij komt dat bij een formele wet de eerbied voor de tekst ervan zijn verantwoording vindt in het respect voor de democratische legitimiteit van die norm. Maar hoe zwaar weegt dit mee bij een BW dat werd opgedrongen door een Franse bezetter en gepromulgeerd door een zelfgekroonde keizer? Zeker, ook dan is er een zekere democratische legitimiteit doordat de opeenvolgende democratische wetgevers die tekst niet hebben herroepen of gewijzigd, maar bij een vermogensrecht waar de Belgische wetgever tot aan het tijdperk-Geens geen acht op sloeg, heeft dit de doctrine en rechtspraak terecht nooit tot grote terughoudendheid bewogen.

Dat is uiteraard anders voor recente normen. De tekst mag en moet om redenen van democratische legitimiteit zwaarder doorwegen. Naarmate de tekst jonger is, dringt een meer grammaticale lezing zich op. Het is een gebruikelijke evolutie dat na een codificatie een periode van tekstgetrouwe exegese volgt, om dan weer terug te keren tot vrijere rechtsvinding. Dat betekent niet dat recente wetgeving nooit vrij mag worden geïnterpreteerd: ook bij recente wetten kan de wetgever irrationeel zijn of slecht geschreven hebben, maar we mogen daar niet te snel van uitgaan.

* *
*

Dit brengt me bij boek 6 BW.

Continue reading “De kameel en het sleutelgat”

Nieuw regime voor de uitvoeringsagent: een rechtszekere quasi-aansprakelijkheid?

Een post door gastblogger Artuur Keukeleire (UAntwerpen)

‘Een goedbedoeld wetsvoorstel dreigt te ontaarden in een rechtsonzekere en abrupte verstoring van wat voor decennia bekend terrein was’

“In de nacht van 1 op 2 februari 2024 keurde de Kamer van Volksvertegenwoordigers het wetsvoorstel houdende Boek 6 (BW) ‘Buitencontractuele aansprakelijkheid’ goed. Vooral de omkering van het samenloopverbod en de ‘quasi-aansprakelijkheid’ van de uitvoeringsagent hield de gemoederen bezig.[1] Zo werden op herhaald verzoek vanuit de rechtspraktijk, excepties uit de overeenkomst met de uitvoeringsagent tegenwerpelijk gemaakt aan de hoofdopdrachtgever.[2] De uiteindelijk aangenomen regeling (toekomstig art. 6.3 BW) neemt de andere bezorgdheden niet weg, wat ook bleek tijdens een studiedag in het Vlaams Parlement op 2 februari. Hieronder worden alvast enkele belangrijke bedenkingen opgelijst.[3]

Continue reading “Nieuw regime voor de uitvoeringsagent: een rechtszekere quasi-aansprakelijkheid?”

Boek 6 BW (buitencontractuele aansprakelijkheid) door Kamer aangenomen

De plenaire vergadering van de Kamer nam zo-even Wetsvoorstel houdende boek 6 “Buitencontractuele aansprakelijkheid” van het Burgerlijk Wetboek aan. De nieuwe regels treden in werking de eerste dag van de zesde maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Zie over enkele aspecten van dit Boek 6 op Corporate Finance Lab:

Continue reading “Boek 6 BW (buitencontractuele aansprakelijkheid) door Kamer aangenomen”

Een toekomstige afschaffing van de immuniteit van de uitvoeringsagent riskeert ook bestaande overeenkomsten te impacteren

De trouwe lezer van dit forum heeft mogelijks reeds gehoord dat de afschaffing van de immuniteit van de uitvoeringsagent nakende is (zie hier). De praktische impact hiervan is groot aangezien in het economisch verkeer zo wat elke overeenkomst door een lange reeks uitvoeringsagenten (bestuurders, werknemers, derden, …) wordt uitgevoerd.

Over boek 6 moet nog door de plenaire Kamer worden gestemd. Bij goedkeuring en afkondiging door de Koning, treden de regels – en dus ook de afschaffing van de immuniteit van de uitvoeringsagent – in werking de eerste dag van de zesde maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. In deze post wil ik er aan herinneren dat een voorzichtige contractant reeds nú deze afschaffing moet anticiperen. De afschaffing van de immuniteit riskeert immers een impact te hebben op overeenkomsten die werden afgesloten vóór boek 6 inwerking zal zijn getreden.

Continue reading “Een toekomstige afschaffing van de immuniteit van de uitvoeringsagent riskeert ook bestaande overeenkomsten te impacteren”